Taalkunde (ambiguiteit 2)

Taalkunde (introductie)
Vandaag: ambiguïteit
Materiaal: module, schrift, pen
Start direct zelfstandig en in stilte met de startopdracht:
Op welke manier is hier sprake van ambiguïteit?


1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taalkunde (introductie)
Vandaag: ambiguïteit
Materiaal: module, schrift, pen
Start direct zelfstandig en in stilte met de startopdracht:
Op welke manier is hier sprake van ambiguïteit?


Slide 1 - Slide

Wat maakt de volgende zin ambigu? Welke vorm van ambiguïteit herken je?

"Johan, til je de ezel even naar zolder?"
Wat is ambiguïteit?
Wat maakt de volgende zinnen ambigu?

1. Politie treedt op tijdens rellen.
2. Ook je enkel laten afzetten gaat geld kosten op Schiphol.
3. Hij slaat de hond met de stok.
4. Ik denk aan haar.
5. Hij staat voor hem in de rij.
timer
5:00
Wat is het verschil in betekenis?

a) Die jongen vindt je wel leuk.
b) Die jongen vind je wel leuk.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

Je kent de termen ambiguïteit en intuinzinnen;

Je kent de verschillende vormen van ambiguïteit;

Je kunt ambiguïteit herkennen;

Je kunt ambiguïteit toepassen in een eigen tekst.

Slide 3 - Slide

Ambiguïteit
Ambigue = dubbelzinnig 
(op meerdere manieren op te vatten door bijvoorbeeld):
1) gebruik van homoniem (woord met meerdere betekenissen)
2) woordgroep met meerdere betekenissen
3) Redekundig ontleden
4) onduidelijke verwijzing

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ambiguïteit kan verwarrend zijn
  • Ronald vertelde Lieke dat hij een goed karakter heeft
  • Ronald vertelde Simon dat hij een goed karakter heeft

Slide 6 - Slide

Zijn onderstaande zinnen ambigu? Of zijn het intuinzinnen?
A  De commissie heeft de duistere praktijken van hooggeplaatste personen onder leiding van de minister van Justitie onderzocht.
B  In de schaduw van de hoge bomen van het park staat een bank waar ik een lopende rekening heb.
C  Men debatteerde over hulp aan gehandicapten in de gemeenteraad.
D  Ik sloeg meermaals de man met de wandelstok gade.
E  Jan legt het snoep op tafel in de keuken.
F  De Tweede Kamer drong bij de minister aan op steun in het debat over het klonen van embryo's dat vanmiddag in de Eerste Kamer zou plaatsvinden.
G  De oude stal van de dominee maar werd gepakt.
H  De boswachter zag de vrouw met de verrekijker.
I De leiding van de school moest nodig doorgespoeld worden.
J  De modellen die we zagen lopen we nog eens na.
Intuinzin
Ambigu
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J

Slide 7 - Drag question

Op welke manier maakt de cartoonist deze strip grappig?

Slide 8 - Slide

voorzetsels
Waar is de appel ten opzichte van de doos?
Met welk woord druk je dit uit?
Is dit letterlijk of figuurlijk bedoeld?

Slide 9 - Slide

Wat is een vzv?
  1. Begint altijd met een voorzetsel;
  2. Wordt aangevuld met een 'voorwerp';
  3. Vaste combinatie tussen het werkwoord en het voorzetsel;
  4. Voorzetsel verliest de normale betekenis: het is figuurlijk bedoeld.

Slide 10 - Slide

Je ziet hieronder werkwoorden waar een vast voorzetsel bij hoort. Sleep het werkwoord naar het vaste voorzetsel.
(vanaf het voorzetsel vormt zich dus een voorzetselvoorwerp)
op
voor
van
in
(iemand) aanspreken
betrekking hebben
commentaar hebben
aandacht hebben
zich inzetten
een zwak hebben
walgen
overtuigd zijn
geïnteresseerd zijn
bedreven zijn

Slide 11 - Drag question

Blok 4: 
Maken opdracht 5 en 6.

Slide 12 - Slide