Grammatica H4 ng wg zww hww kww

Herhaling grammatica

Wat weet je nu al?

- Alle ww in een zin vormen samen het wg.

- 1 ww in de zin is altijd een zww

- 2 of meer ww in de zin. pv is hww. Het belangrijkste ww in de zin is zww. Er kunnen altijd meer hww's in een zin zitten.

- De hww kun je weglaten.

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling grammatica

Wat weet je nu al?

- Alle ww in een zin vormen samen het wg.

- 1 ww in de zin is altijd een zww

- 2 of meer ww in de zin. pv is hww. Het belangrijkste ww in de zin is zww. Er kunnen altijd meer hww's in een zin zitten.

- De hww kun je weglaten.

Slide 1 - Slide

En nog meer

- psv vervangt een zn in de zin

- bzv geeft een bezit aan, van wie is iets

- telwoorden, hoofdtelwoord (één, twee... geeft een hoeveelheid aan)

- telwoorden, rangtelwoord (eerste, vierde....geeft de plaats in de volgorde aan)

Slide 2 - Slide

Wat ga je nu leren?

- verschil wg en ng

- hww, zww en KWW


Slide 3 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
- Belangrijkste woord heeft betekenis
- het is een zelfstandig werkwoord (zww)

Voorbeeld:
Zouden | jullie | willen duiken?
                                                zww
WG: Zouden willen duiken

Slide 4 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
- belangrijkste werkwoord géén duidelijke betekenis
- Koppelwerkwoord (kww)
- Zijn, worden, blijven
- Een koppelwerkwoord heeft een aanvulling nodig: bijvoegelijk naamwoord of zelfstandig naamwoord. 
- aanvulling zegt iets over het onderwerp.

Slide 5 - Slide

naamwoordelijk gezegde
Voorbeeld:

Jouw kleren | blijven | nat
                             kww
Wat blijven jouw kleren? Nat
NG: blijven nat

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Oefenen

Is het een wg of een ng?


1) Januari bracht dit jaar veel regen.

2) Hoelang is hij al populair?

3) uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.

4) We hebben voor het reisje een jaar gespaard.

5) De koploper leed een grote nederlaag.

Slide 9 - Slide

De antwoorden


1) Januari bracht dit jaar veel regen.   WG

2) Hoelang is hij al populair?  NG

3) uiteindelijk is ook hij volwassen geworden.  NG

4) We hebben voor het reisje een jaar gespaard.    WG

5) De koploper leed een grote nederlaag.   WG

Slide 10 - Slide

Benoem de hww, zww of de kww

1) Mijn broertje is ziek.

2) Hij gaat gewoon naar school.

3) Ik zou een appel willen eten.

4) Helaas heb ik geen appels in huis.

5) Miriam  heeft een taart gebakken.

6) Theo heeft zijn moeder geholpen met de afwas.

7) Opa werd opeens ziek.

8) Opa is opeens ziek geworden.

Slide 11 - Slide

De antwoorden

1) Mijn broertje is ziek.   is = kww

2) Hij gaat gewoon naar school.  gaat = zww

3) Ik zou een appel willen eten.  zou =hww, willen = hww, eten = zww

4) Helaas heb ik geen appels in huis.  heb = zww

5) Miriam  heeft een taart gebakken.  heeft  = hww,  gebakken = zww

6) Theo heeft zijn moeder geholpen met de afwas.  heeft  = hww, 

geholpen = zww

7) Opa werd opeens ziek.   werd = kww

8) Opa is opeens ziek geworden.   is = hww,  geworden = kww

Slide 12 - Slide

Nog meer oefenen

1) Ik heb me nog nooit zo lekker gevoeld.

2) Volgens mij ben ik zelfs nog nooit zo gelukkig geweest.

3) Hoe zou dat toch gekomen zijn?

4) Ik kan er niet direct een goede verklaring voor vinden.

5) Dat is dus maar schijn.

6) Zijn, worden en blijven zijn de enige koppelwerkwoorden.

7) Wie iets anders zegt, snapt het niet.

8) Of diegene is gewoon heel eigenwijs.

Slide 13 - Slide

De antwoorden  hww kww zww

1) Ik heb me nog nooit zo lekker gevoeld.

2) Volgens mij ben ik zelfs nog nooit zo gelukkig geweest.

3) Hoe zou dat toch gekomen zijn?

4) Ik kan er niet direct een goede verklaring voor vinden.

5) Dat is dus maar schijn.

6) Zijn, worden en blijven zijn de enige koppelwerkwoorden.

7) Wie iets anders zegt, snapt het niet.

8) Of diegene is gewoon heel eigenwijs.


Slide 14 - Slide