Periode 2, les 8 woordenschat

Nederlands
Periode 2 | les 8
woordenschat
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Periode 2 | les 8
woordenschat

Slide 1 - Slide

Beroepshouding
  • Boek mee
  • Lezen = lezen
  • Uitleg = opletten
  • Telefoon = weg
  • Eten = niet in het lokaal

Slide 2 - Slide

In deze les
  • Lesdoelen
  • 15 minuten lezen
  • Filmpje synoniemen
  • Korte uitleg nieuwe woorden
  • Opdracht 1: platen in het lokaal
  • Opdrachten LessonUp
  • Opdracht 2: domino 

Slide 3 - Slide

Lesdoel 1
Aan het eind van deze les heb je je woordenschat en taalvaardigheden vergroot en gewerkt aan je concentratie. 

Slide 4 - Slide

Lesdoel 2
Aan het eind van deze les snap je wat deze woorden betekenen wanneer je ze in een tekst tegenkomt:

karikatuur, multinational, ruïneren, intimideren, attitude, hiaten, recensent, denigreren, ironie, biografie, adequate, restricties, potentie, consequent, articuleren, indiscreet, intentie

Slide 5 - Slide

Lezen
15 minuten lezen in je eigen boek, 
tijdschrift of strip. 
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Synoniemen
2 verschillende woorden die (bijna) hetzelfde betekenen. 

rekening - factuur
klantenkring - clientèle 


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Waarom synoniemen?
Tekst verrijking:
Wanneer er overal Frank Rijkaard zou staan, wordt de tekst saai. 

Slide 9 - Slide

17 woorden
karikatuur, multinational, ruïneren, intimideren, attitude, hiaten, recensent, denigreren, ironie, biografie, adequate, restricties, potentie, consequent, articuleren, indiscreet, intentie

Slide 10 - Slide

karikatuur

Slide 11 - Slide

multinational

Slide 12 - Slide

ruïneren (ruïne)

Slide 13 - Slide

intimideren

Slide 14 - Slide

attitude

Slide 15 - Slide

karikatuur
ruïneren
intimideren
attitude
multinational

Slide 16 - Drag question

hiaten

Slide 17 - Slide

recensent

Slide 18 - Slide

denigreren 

Slide 19 - Slide

ironie

Slide 20 - Slide

biografie

Slide 21 - Slide

adequate

Slide 22 - Slide

denigreren
hiaten
recensent
adequate
ironie
biografie

Slide 23 - Drag question

restricties

Slide 24 - Slide

potentie

Slide 25 - Slide

consequent

Slide 26 - Slide

articuleren

Slide 27 - Slide

indiscreet

Slide 28 - Slide

intentie

Slide 29 - Slide

potentie
intentie
restricties
indiscreet
consequent
articuleren

Slide 30 - Drag question

Opdracht 1
Materialen:
  • 17 platen met uitleg aan de muur
  • 1 antwoordblad per persoon
  • 1 pen/potlood per persoon

Slide 31 - Slide

Opdracht 1
  • Lees de teksten op de platen in het lokaal. 
  • Zoek het juiste woord bij de platen. 
  • Schrijf de woorden bij de juiste cijfers. 
  • Klaar? Ga zitten. 

Slide 32 - Slide

indiscreet
ruïneren
potentie
intimideren
biografie
intentie
attitude
hiaten
denigreren
ironie
adequate
karikatuur
recensent 
restricties
multinational
consequent
articuleren
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.

Slide 33 - Drag question

Iets volledig kapotmaken of vernietigen.
A
ruïneren
B
articuleren
C
intimideren
D
denigreren

Slide 34 - Quiz

Een overdreven getekend portret waarin iemands opvallende kenmerken extra benadrukt worden.
A
biografie
B
karikatuur
C
recensent
D
attitude

Slide 35 - Quiz

Een bedrijf dat in meerdere landen actief is en wereldwijd opereert.
A
hiaten
B
potentie
C
multinational
D
restricties

Slide 36 - Quiz

Iemand bang maken of onder druk zetten.
A
intimideren
B
restricties
C
ironie
D
consequent

Slide 37 - Quiz

De mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen of te groeien.
A
hiaten
B
indiscreet
C
potentie
D
intentie

Slide 38 - Quiz

Steeds op dezelfde manier handelen of trouw blijven aan een bepaalde aanpak.
A
adequate
B
attitude
C
denigreren
D
consequent

Slide 39 - Quiz

ruïneren
denigreren
attitude
articuleren
restricties 
kapot maken
beperkingen
houding
uitspreken
kleineren

Slide 40 - Drag question

Opdracht
  • Maak in tweetallen de woordenschatdomino. 
  • Begin bij -> en eindig met <-  
  • Klaar? Check de antwoorden met de antwoordkaart. 

Slide 41 - Slide