Blok 2 Grammatica 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Programma

• Lesdoelen
• Uitleg
• Oefenen
• Verwerking
• Afsluiting

Lesdoelen

• Aan het einde van de les weet je dat een zin uit twee basisdelen bestaat.
• Aan het einde van les weet je wat een zinsdeel is. 
• Aan het einde van de les kan je een zin langer maken. 

Uit welke twee delen bestaat een zin?

Waaruit bestaat een zin?

Twee basisdelen:

• Een deel dat 'zegt wat de handeling is' (=werkwoordelijk gezegde)
• Een deel dat 'zegt' wie/wat de handeling uitvoert (=onderwerp)

Voorbeeld: De verslaggevers - schrijven.

Hoe breid je een zin uit?

Hoe breid je een zin uit?

Zinsdelen toevoegen

• Hulpmiddel: vraagwoorden

Voorbeeld:

De verslaggevers - schrijven - wanneer?- wat? - waar?

De verslaggevers - schrijven- morgenochtend - een artikel  -  in de krant. 

Oefening

• Wat? Breidt de zinnen uit
• Hoe? Gebruikt tenminste 2 vraagwoorden.
• Tijd? 5 minuten
• Hulp? Duo
• Klaar? Maak extra zinnen

1. De man loopt hard.
   
2. De jongen eet.
   
3. Ik loop stage.
   
4. Hij heeft een hond.
   
5. Wij zitten op school. 

Exit-ticket

1. Benoem drie dingen die je geleerd hebt.
2. Benoem twee dingen die je interessant vond.
3. Schrijf een vraag op.

Verwerking

Wat? Maak opdracht 1 t/m 6

Hoe? Learnbeat A vraag 3 en B vraag 1 t/m 8 of boek opdracht 2 t/m 6)

Hulp? Duo of docent

Tijd? 5 minuten voor einde les

Klaar? Andere opdrachten/ander vak/lezen

-Drie dingen die je geleerd hebt.
-Twee dingen die je interessant vond.
-Bedenk één vraag.