- Je bent in staat om je verslag aan te passen aan het publiek in woordgebruik en toon
- Je kunt je verslag aanpassen op het doel
- Je kunt informatie opzoeken en teksten lezen
- Je kunt begrijpen wat de hoofdzaken en bijzaken zijn van teksten
- Je kunt samenvatten
- Je kunt bronnen raadplegen
- Je kunt informatie en meningen interpreteren
- Je kunt argumenten geven
• Je kunt samenhangende teksten schrijven die voldoen aan de eisen en die leesbaar zijn
• Je kunt samenhang aanbrengen in geschreven teksten en je verslag
• Je varieert in woordgebruik
• Je spelling, interpunctie en grammatica zijn voldoende
• Je kunt bespreken wat er gedaan moet worden en bijdragen aan de planning
• Je kunt informatie vragen
• Je kunt een bronnenlijst maken volgens de APA eisen.
• Je kunt ervaringen en meningen onder woorden brengen
• Je kan vragen beantwoorden
• Je kunt je mening ondersteunen met argumenten en voorbeelden
• Je zorgt dat het verslag leesbaar is