Woordenschat les 7 herhaling en bronvermelding

Welkom 4V
Nederlands - woordenschat
Deze les:
  • dagopening
  • hoe ziet de toets eruit?
  • herhaling woordenschat
  • uitleg bronverwijzing 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom 4V
Nederlands - woordenschat
Deze les:
  • dagopening
  • hoe ziet de toets eruit?
  • herhaling woordenschat
  • uitleg bronverwijzing 

Slide 1 - Slide

ευφορία, euphoria                                               dagopening
Euforie

Slide 2 - Slide

Welke vragen kun je verwachten op de toets?
Opdracht 1-3 over L. & G. - Opdracht 4, 5 over wetenschap
  • Opdracht 1 Synoniemen H2 (5 pt)
    Noteer van de volgende woorden of woordgroepen een synoniem (één woord dus!).
  • Opdracht 2 Zinnen H2 (8 pt)
    Welk woord moet er op de lege plek komen? Kies uit: (8 zinnen, 15 opties)
  • Opdracht 3 Uitdrukkingen H2 (10 pt)
    Vertaal de (10) onderstaande uitdrukkingen en begrippen uit het Latijn.
  • Opdracht 4 Synoniemen H4 (5 pt)
    Noteer van de volgende woorden een synoniem (één woord dus!).
  • Opdracht 5 Zinnen H4 (8 pt)
    Welk woord moet er op de lege plek komen? Kies uit: (15 opties, 8 zinnen)





















































Slide 3 - Slide

Welke vragen kun je verwachten op de toets?
  • Bonus (+ 0,2 pt op je hele cijfer)
    Kies één van onderstaande opdrachten.
    a) Maak een kloppende zin met het woord [...]. Let op: zinnen als '[...] is een woord!’ zijn niet toegestaan.
    b) hetzelfde, maar dan met een woordgroep.




















































Slide 4 - Slide

Oefenen met woordenschat
Vul de woorden in de goede zin in:

megalomaan, exclusief, potentie, innovatie, autodidact, prototype, destructief, collectief, expliciet.  (Je mag woorden maar één keer gebruiken.)
  1. Deze leerling heeft veel ______ , maar het is afwachten of hij dit in 5 vwo ook waar kan maken.
  2. Hij heeft soms een nogal ______ karakter , waarmee hij zichzelf weleens tegenwerkt en zelf zijn grootste obstakel is om succes te hebben.
  3. Het docententeam heeft echt _____ besloten om hem wel over te laten gaan, zodat hij zichzelf kan bewijzen.
  4. De leerling zegt zelf jaar 5 en 6 in één schooljaar te kunnen afronden, maar dat lijkt een nogal _____ project.
  5. Hij stelt niets in de lessen te leren, maar als een _____ alle kennis en vaardigheden zelfstandig te kunnen vergaren.

Slide 5 - Slide

Oefenen met woordenschat
Zoek de betekenis bij de woorden
a. ad hoc 
b. ad rem 
c. Quo vadis
d. alter ego 
e. casu quo (c.q.) 
f. communis opinio (de) 
g. conditio sine qua non (de) 
h. contradictio in terminis (de) 
i. corpus delicti (het) 

  1. Noodzakelijke voorwaarde
  2. voor de zaak; voor dit doel in het bijzonder
  3. algemene mening; opvatting van de gemiddelde
    burger
  4. ter zake; gevat
  5. andere kant van jezelf, tweede ik
  6. In het zich voordoende geval
  7. term die een innerlijke tegenspraak bevat
  8. voorwerp waarmee een misdrijf is gepleegd
  9. Waarheen gaat gij

Slide 6 - Slide

Oefenen met woordenschat
Wat betekenen deze uitdrukkingen?
a. ad hoc = 2
b. ad rem = 4
c. Quo vadis = 9
d. alter ego = 5
e. casu quo (c.q.) = 6
f. communis opinio (de) = 3
g. conditio sine qua non (de) =1
h. contradictio in terminis (de) = 7 
i. corpus delicti (het) = 8

  1. Noodzakelijke voorwaarde
  2. voor de zaak; voor dit doel in het bijzonder
  3. algemene mening; opvatting van de gemiddelde
    burger
  4. ter zake; gevat
  5. andere kant van jezelf, tweede ik
  6. In het zich voordoende geval
  7. term die een innerlijke tegenspraak bevat
  8. voorwerp waarmee een misdrijf is gepleegd
  9. Waarheen gaat gij

Slide 7 - Slide

Oefenen met woordenschat
Wat betekenen deze uitdrukkingen?
  1. Divide et impera 
  2. Errare humanum est 
  3. In vino veritas 
  4. Memento mori 
  5. Mens sana in corpore sano 
  6. Morituri te salutant 
  7. Nomen est omen 
  8. Pecunia non olet 
  9. Si vis pacem, para bellum 
  10. Vanitas vanitatum, omnia vanitas 
  11. Veni, vidi, vici 

Slide 8 - Slide

Oefenen met woordenschat
Wat betekenen deze uitdrukkingen?
  1. Divide et impera 
  2. Errare humanum est 
  3. In vino veritas 
  4. Memento mori 
  5. Mens sana in corpore sano 
  6. Morituri te salutant 
  7. Nomen est omen 
  8. Pecunia non olet 
  9. Si vis pacem, para bellum 
  10. Vanitas vanitatum, omnia vanitas 
  11. Veni, vidi, vici 

Slide 9 - Slide

Oefenen met woordenschat
Wat betekenen deze uitdrukkingen?
  1. Divide et impera 
  2. Errare humanum est 
  3. In vino veritas 
  4. Memento mori 
  5. Mens sana in corpore sano 
  6. Morituri te salutant 
  7. Nomen est omen 
  8. Pecunia non olet 
  9. Si vis pacem, para bellum 
  10. Vanitas vanitatum, omnia vanitas 
  11. Veni, vidi, vici 

Slide 10 - Slide

Oefenen met woordenschat
Wat betekenen deze uitdrukkingen?
  1. Divide et impera
  2. Errare humanum est
  3. In vino veritas
  4. Memento mori
  5. Mens sana in corpore sano
  6. Morituri te salutant
  7. Nomen est omen
  8. Pecunia non olet
  9. Si vis pacem, para bellum
  10. Vanitas vanitatum, omnia vanitas
  11. Veni, vidi, vici
  1. Verdeel en heers
  2. vergissen is menselijk
  3. Wie dronken is, laat zijn ware aard zien.
  4. Gedenk te sterven
  5. Een gezonde geest in een gezond lichaam
  6. Zij die gaan sterven, groeten u.
  7. De naam is een voorteken
  8. Geld stinkt niet
  9. Wie de vrede liefheeft, wapene zich ten oorlog
  10. Ijdelheid der ijdenheden alles is ijdelheid
  11. Ik kwam, ik zag, ik overwon.

Slide 11 - Slide

Oefenen met woordenschat
Wat betekenen deze woorden?
  1. linguïstiek (de) 
  2. discipline (de) 
  3. empirisch
  4. experimenteel 
  5. hypothese (de)
  6. populatie (de)
  7. significant
  8. doorgronden 
  9. animo (de/het)
  10. drijfveer (de)
  11. Placebo

Slide 12 - Slide

Oefenen met woordenschat
Wat betekenen deze woorden?
  1. linguïstiek (de) 
  2. discipline (de) 
  3. empirisch
  4. experimenteel 
  5. hypothese (de)
  6. populatie (de)
  7. significant
  8. doorgronden 
  9. animo (de/het)
  10. drijfveer (de)
  11. Placebo
  1. taalkunde
  2. tak van wetenschap, zoals biologie, pedagogie of Spaanse taal- en letterkunde
  3. door waarneming en ervaring verkregen
  4. proefondervindelijk
  5. vooronderstelling waarvan je via een onderzoek bepaalt of die klopt
  6. groep individuen of exemplaren met een aantal gemeenschappelijke kenmerken
  7. niet aan toeval toe te schrijven; veelbetekenend
  8. helemaal begrijpen; doorzien
  9. geestdrift; enthousiasme; verlangen
  10. motief; reden waarom je iets doet
  11. fopmiddel; imitatiepil

Slide 13 - Slide

Bronnen gebruiken

Slide 14 - Slide

Bronnen gebruiken
  1. Ervaring op school?
  2. Waarvoor zoek je bronnen?
  3. Waarom moet je een bronvermelding maken?
  4. Wat is het verschil tussen parafraseren en citeren?

Slide 15 - Slide

parafraseren en citeren
1) Uit onderzoek van Suzanne Mol en Adriana Bus (2011) blijkt dat het lezen van boeken bij kinderen en adolescenten samenhangt met het leesbegrip, de woordenschat en de basisvaardigheden van lezen. 

2) Er is een verband gevonden tussen het lezen van boeken bij kinderen en adolescenten en het leesbegrip, de woordenschat en de basisvaardigheden van lezen. (Mol & Bus, 2011)

3) 'Het is niet verbazingwekkend dat er een verband is gevonden tussen het lezen van boeken bij kinderen en adolescenten enerzijds en leesbegrip, woordenschat en basisvaardigheden van lezen anderzijds.' (Mol & Bus, 2011, p. 3) 

Slide 16 - Slide

Het gebruik van bronnen
  • Helpt om je tekst binnen een onderzoeksveld te plaatsen (theoretisch kader)
  • Maak dat wat je zegt betrouwbaar / controleerbaar
  • Lezers kunnen op zoek naar meer informatie
  • Je 'steelt' geen tekst en informatie (plagiaat), maar maakt duidelijk waar je gebruik van maakt.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Individueel oefenbetoog
Bronnen zoeken > zie voorbeeldbronnen in teams
Om je op weg te helpen:
  • (Bij het onderwerp verplichte lessen)
    Leerlingen kunnen meer zelf dan gedacht, Lize Geurts, 28 mei 2020
  • (Bij het onderwerp studiekeuze)
    Ga je studeren voor een dikke baan of om jezelf te ontwikkelen? Devi Smits, 10 november 2020.


Slide 21 - Slide






Smits, D. (2020, 10 november). Ga je studeren voor een dikke baan of om jezelf te ontwikkelen? De volkskant, p. 7

Slide 22 - Slide