3.1 Krachten herkennen

3.1 Krachten herkennen
3.1.1 Je kunt de effecten van een kracht benoemen.
3.1.2 Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven.
3.1.3 Je kunt de drie eigenschappen van een krachtenpijl benoemen.
3.1.4 Je kunt een kracht tekenen als een pijl met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.
3.1.5 Je kunt het verschil beschrijven tussen elastische en plastische vervorming. (extra stof)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.1 Krachten herkennen
3.1.1 Je kunt de effecten van een kracht benoemen.
3.1.2 Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven.
3.1.3 Je kunt de drie eigenschappen van een krachtenpijl benoemen.
3.1.4 Je kunt een kracht tekenen als een pijl met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.
3.1.5 Je kunt het verschil beschrijven tussen elastische en plastische vervorming. (extra stof)

Slide 1 - Slide

Krachten in je omgeving
Overal om je heen werken krachten
De volleyballer in figuur 1 slaat met kracht tegen de bal.
Die kracht kun je niet zien. 

Je ziet wel de effecten van de kracht:
  1. door de kracht verandert de richting van de bal, 
  2. door de kracht verandert ook de snelheid van de bal.
  3. ook de vorm van de bal verandert, want de kracht maakt een deuk in de bal.   

Door een kracht verandert een voorwerp van richting, van snelheid of van vorm.


Slide 2 - Slide

Krachten in je omgeving
Overal om je heen werken krachten
Een touwtrekwedstrijd is een goed voorbeeld.



  • Spierkracht waarmee de touwtrekkers zich afzetten.
  • Spankracht in het touw. 

Slide 3 - Slide

Soorten krachten
Er zijn verschillende soorten krachten. 
Om ze van elkaar te onderscheiden, geef je ze een naam zoals  zwaartekracht, spierkracht en veerkracht. 
Spierkracht:
Kracht die je uitoefent door je spieren in je lichaam aan te spannen, bijvoorbeeld om iets op te tillen.
Veerkracht:
Kracht die een veerkrachtig voorwerp uitoefent op een ander voorwerp, als het wordt uitgerekt of ingedrukt.

Slide 4 - Slide

Soorten krachten
Spankracht:
Kracht die een touw, kabel of ketting uitoefent op een ander voorwerp, als het touw, de kabel of de ketting strak wordt gespannen.

Zwaartekracht:
Kracht waarmee de aarde (of een ander hemellichaam) een voorwerp naar zich toe trekt.
De zwaartekracht is ervoor verantwoordelijk dat voorwerpen naar beneden vallen.






















Slide 5 - Slide

Soorten krachten
Magnetische kracht:
Aantrekkende of afstotende kracht die een magneet uitoefent doordat hij magnetisch is.


















Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Krachten tekenen
Een kracht heeft ...
  • een richting;
  • een grootte;
  • een aangrijpingspunt.
Aangrijppunt is het contactpunt tussen twee voorwerpen (waar de voorwerpen elkaar raken).
Als er geen contactpunt tussen twee voorwerpen is dan is het aangrijppunt het midden van het voorwerp (bij de zwaartekracht is dit bijvoorbeeld het geval). 

Slide 8 - Slide

Krachten tekenen
Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. 
Een kracht teken je als een pijl. Deze pijl noem je een vector

Voor het tekenen van krachten gelden drie regels:
• de lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan;
• de richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan;
• het beginpunt van de pijl geeft het aangrijpingspunt van de kracht aan.

Slide 9 - Slide

Krachten tekenen
Wil je de zwaartekracht tekenen, dan moet je alle massa van een voorwerp samengebald in één punt denken: het zwaartepunt. 
Meestal ligt het zwaartepunt midden in het voorwerp. 

De pijl van de zwaartekracht grijpt aan in 
het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden (figuur ). 
Het zwaartepunt wordt in een tekening aangegeven met een bolletje.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Welke 3 dingen heb jij deze les geleerd?

Slide 14 - Mind map

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 15 - Mind map

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt de effecten van een kracht benoemen.
  2. Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven.
  3. Je kunt de drie eigenschappen van een krachtenpijl benoemen.
  4. Je kunt een kracht tekenen als een pijl met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.

Slide 16 - Slide

Ik snap de leerdoelen:
Je kunt met behulp van een grafiek bepalen hoe hoog het dauwpunt is.
Je kunt uitleggen van welke factor de hoogte van het dauwpunt afhangt.
Je kunt stap voor stap beschrijven op welke manier stapelwolken ontstaan.
Je kunt het verschil beschrijven tussen mooi weerwolken en buienwolken.
Je kunt beschrijven op welke manier de bliksem en de donder ontstaan.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 17 - Quiz

Opdracht :Sleep de soort kracht naar de passende afbeelding.
contactkracht
contactkracht
veldkracht
veldkracht
contactkracht

Slide 18 - Drag question

Als Max Verstappen in zijn raceauto rijdt, werken er verschillende krachten. Sleep de juiste krachten naar de doelen.
De motor levert: 
Het gewicht van de auto wordt veroorzaakt door de:
Twee soorten wrijvingskrachten zijn:
zwaartekracht
aandrijfkracht
rolwrijving
luchtwrijving

Slide 19 - Drag question

Je moet een kracht tekenen van 60 N.
Welke krachtenschaal is het handigst om te gebruiken?
A
1 cm = 0,2 N
B
1 cm = 2,0 N
C
1 cm = 20 N
D
1 cm = 200 N

Slide 20 - Quiz

Met welke 3 dingen moet je rekening houden als het gaat om krachten tekenen?
A
De hoeveelheid, de grootte, de dikte
B
De grootte, de lengte, de richting
C
De grootte, het eindpunt, het beginpunt
D
De grootte, de richting, het aangrijpingspunt

Slide 21 - Quiz

Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Wat geeft de lengte van de pijl aan?
A
de krachtenschaal
B
hoe groot de kracht is
C
de richting van de kracht
D
plaats waar de kracht wordt uitgeoefend

Slide 22 - Quiz

Je wilt een kracht tekenen van 30 N.
De schaal is 1 cm = 5N
Hoelang wordt de pijl?
A
5 cm
B
30 cm
C
150 cm
D
6 cm

Slide 23 - Quiz

Maaike wil een kracht tekenen van 20 N met als krachtenschaal 1 cm ≙ 5 N.Hoe lang wordt de pijl?
A
0,25 cm
B
4 cm
C
20 cm
D
100 cm

Slide 24 - Quiz