Handelings-psychologie

Handelings-psychologie
Kim, Hannah, Hanane, Ouafa en Nynke. 
1 / 9
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingHBOWOStudiejaar 4

This lesson contains 9 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Handelings-psychologie
Kim, Hannah, Hanane, Ouafa en Nynke. 

Slide 1 - Slide

Wat weten jullie al over het begrip 'handelings - psychologie'?

Slide 2 - Mind map

Wat is de handelings-psychologie? 
- Psychologische stroming die gedrag en mentale processen benadert vanuit handelingen of doelgerichte activiteiten.

- Legt de nadruk op de manier waarop mensen bewust en doelgericht handelen in hun interactie met de wereld. 

Theorie van Vygotsky

Slide 3 - Slide

Wat zegt Vygotsky?

Interiorisatieproces
- Het gaat over hoe kinderen leren door eerst samen met anderen dingen te doen en daarna die kennis of vaardigheid eigen maken.
Vb: leren fietsen. 
-  Eerst doe je iets fysieks (materieel handelen), en na veel oefenen kun je het in je hoofd doen (mentale handelingen).
Vb: rekenen met blokjes. 

Slide 4 - Slide

Zone van ontwikkeling
Zone van actuele ontwikkeling
Dit is wat een kind nu al zelf kan doen, zonder hulp van anderen.

Zone van naaste ontwikkeling
Het zijn de dingen die je bijna kunt, maar waar je nog een beetje hulp bij nodig hebt. 

Slide 5 - Slide

Geef een voorbeeld uit de praktijk waarin jij een leerling stimuleerde in de zone van naaste ontwikkeling.

Slide 6 - Open question

Scaffolding
Scaffolding is belangrijk in de ZNO. In de ZNO heb je nog een beetje hulp nodig om iets te leren en scaffolding is precies die tijdelijke hulp die ervoor zorgt dat je kunt groeien. Zodra je iets hebt geleerd, is de hulp niet meer nodig en kun je het zelfstandig doen.

Slide 7 - Slide

Trapsgewijs leren van Galperin
- Methode waarbij leerlingen stapsgewijs een vaardigheid/ kennis vergaren door geleidelijk steeds minder begeleiding te krijgen. 

Elke handeling onderscheidt 3 fasen: oriënteren, uitvoering en controle.
Bestaat weer uit vier dimensies: 
1. Niveau (hoeveel hulp je nodig hebt met de taak)
2. Uitvoerigheid (met hoeveel precisie moet je de taak uitvoeren)
3. Beheersingsgraad (hoeveel fouten je maakt bij de taak)
4. Generalisatiegraad (kun je de taak toepassen in andere situaties) 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide