B4 Vorming van gedrag les 2

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

B4 Vorming van gedrag

Leerdoelen: 

- Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk bepaald is.

- Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving.

Wat gaan we deze les doen: 

- Sleutelprikkels en supranormale prikkels 

- Biotbits 87 en 88

- B5 aangepast gedrag

- zelfstandigwerken

Een kweker van vogels wil dat zijn vogels vroeger in het voorjaar eieren gaan leggen. Wat zou de kweker kunnen doen om dit voor elkaar te krijgen? Leg je antwoord uit.

Periodieke invloeden

- Periodieke invloeden= regelmatige terugkerende schommelingen van prikkelsterkten in het interne of externe milieu.

- Zenuwstelsel en hormoonstelsel communiceren met organen (hersenen).  

Periodieke invloeden voorbeelden:

Sleutelprikkels en supranormale prikkels

sleutelprikkel= een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het ontstaan van bepaald gedrag. 

Supranormale prikkel= onweerstaanbare prikkel. 

Deze prikkels zijn erfelijk en dus te voorspellen.

Zit vaak een reden achter!

Supranormale prikkels mensen

maakt tot en met opdracht 52. 

B5 Aangepast gedrag

Leerdoelen:

- Je kunt leerprocessen herkennen en beschrijven en de functie van leren uitleggen.

Inprenting

Inprenting= leren dat alleen mogelijk is in een bepaalde korte periode in het leven van een dier. 

Gewenning:

Een prikkel wordt consistent gegeven en de zintuigen beginnen de prikkel minder actief waartenemen.

Gewenning:

Een prikkel is al zo vaak ervaren dat hij niet meer de respons opwekt die hij eerst opwekte. 

Conditionering

- Beloning of straf 

- trial and error

Voorbeelden:

1. Pavlov --> geconditioneerd reflex (een nieuwe getrainde respons op iets).

2. Skinner box 

Imitatie (nabootsing) en inzicht

Inzicht= wanneer een mens/dier in een nieuwe situatie de oplossing van een probleem vindt door ervaringen uit het verleden op andere wijze te combineren. 

Maak de opdrachten van B5

Zijn er nog vragen?