Theorieles blok 2.3 - les 1

Theorieles Specifiek
Blok 2.3 - Les 1
1 / 30
next
Slide 1: Slide
tandartsassistentMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Theorieles Specifiek
Blok 2.3 - Les 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Deze les
  • Welkom
  • Eindopdracht
  • Leerdoelen
  • Voorkennis
  • Theorie
  • Vragen
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Eindopdracht
Folder over kronen

Let goed op de criteria waar de folder aan moet voldoen!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen les 1
  • Je kunt de verschillende vormen van opbouwen benoemen,(voor vulling of kroon).
  • Je kunt omschrijven wanneer je welke opbouw toepast
  • Je kunt het verschil tussen een intrapulpaire en parapulpaire stiftopbouw beschrijven
  • Je kunt uitleggen in welk geval voor een intra of parapulpaire opbouw wordt gekozen
  • Je kunt de stappen van bovenstaande behandeling uitleggen
  • Je kunt uitleggen wat de directe en indirecte methode betekend
  • Je kunt de kauwspieren benoemen en weet de functie tijdens het kauwproces


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis testen

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Kauwspieren zijn skeletspieren. Wat wil dit zeggen?

Slide 6 - Open question

Ze zitten vast aan het skelet, de schedel. 
Wat is de Latijnse naam voor ‘spier’?
A
Glandula
B
Nervus
C
Musculus
D
Origo

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Noem de vier belangrijkste kauwspieren

Slide 8 - Open question

musculus masseter
musculus temporalis
musculus pterygoideus lateralis
musculus pterygoideus medialis.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Musculus masseter
Musculus temporalis
Musculus pterygoideus lateralis
Musculus pterygoideus medialis
Bij aanspanning trekt deze spier de onderkaak en de discus articularis naar voren.
Hij helpt bij het sluiten van de mond en bepaalt de kauwdruk
Bij aanspanning trekt deze spier de OK naar boven: mond gaat dicht. Ook wordt de OK ook naar achteren getrokken.
Als deze spier samentrekt, gaat de mond dicht. Ook bewegen de onderkaak en de discus articularis naar voren.

Slide 10 - Drag question

Discus articularis = kraakbeenschijf; dit zit in ieder kaakgewricht (aan beide zijden van de kaak één)
Wat betekent de term origo?

(meteen door naar volgende vraag)
A
Het aanhechtingspunt aan het meest beweeglijke botstuk
B
Het aanhechtingspunt van de spier aan het minst beweeglijke botstuk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Het aanhechtingspunt aan het meest beweeglijke botstuk is de:
A
Origo
B
Insertie

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Kauwspieren, wat doen ze?
Bewegen OK t.o.v. de schedel
  • Kauwen
  • Spreken

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Fysiologie (bewegingen OK)
Processus condylaris (kaakkopje)

Twee bewegingen:
  • Rotatie (a)
  • Translatie (b)
Openen: rotatie, daarna translatie


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Bewegingen 
Circumductie = combinatie van bewegingen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Het kauwproces
Samenwerking tussen:
  • Kauwspieren
  • Tongspieren
  • Suprahyoïdale spieren (mondbodem)
  • Mimische spieren

= Kauwpatroon


Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Kauwpatroon 
Doel: met een minimaal verbruik van energie een maximum aan efficiëntie bereiken

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Kauwpatroon 
  • Ontwikkelt na doorbraak eerste melkelementen
  • Wanneer elementen contact maken
  • Gedeeltelijk reflexmatig, gedeeltelijk bewust
  • Past zich aan nieuwe situatie aan
  • Onderscheid tussen vrije en contactbewegingen

Vrij: elementen raken niet (openen en sluiten)
Contact: elementen maken contact (kauwen)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Een parapulpaire stift zet je naast de pulpa.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Waarom wordt er gebruik gemaakt van een parapulpaire stiftopbouw?
A
Dit is goedkoop
B
Maakt een grote opbouw van composiet mogelijk
C
Omdat de pulpa avitaal is
D
Omdat een kroon niet mogelijk is

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Bij het gebruik van een parapulpaire stiftopbouw mag de pulpa geëxponeerd zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een intrapulpaire stift?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Aan welke eis moet het element voldoen voordat er een intrapulpaire stift geplaatst wordt?
A
Het kanaal moet goed gereinigd/gevijld zijn
B
Het kanaal moet lang genoeg zijn
C
Het kanaal mag niet te dik zijn
D
De stift moet van metaal zijn

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Parapulpair
Titanium / stainless steel

Intrapulpair
Metaal / glasvezel

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Opbouw
Plastisch: composiet, door TA gemaakt
Gegoten: van door tandtechnieker gemaakt

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Codes
  • Parapulpair V70
  • Intrapulpair V80
  • Volgende stift in zelfde element V85
  • Plastische opbouw R31

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie leerdoelen
Je kunt nu
  • de verschillende vormen van opbouwen benoemen,(voor vulling of kroon).
  • omschrijven wanneer je welke opbouw toepast
  • het verschil tussen een intrapulpaire en parapulpaire stiftopbouw beschrijven
  • uitleggen in welk geval voor een intra of parapulpaire opbouw wordt gekozen
  • de stappen van bovenstaande behandeling uitleggen
  • uitleggen wat de directe en indirecte methode betekend
  • de kauwspieren benoemen en weet de functie tijdens het kauwproces

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slot
Maak de volgende opdracht:
Opdrachtenkaart 2.3, theorieles 1

Slide 30 - Slide

This item has no instructions