les 7 - cursus 7 Spelling - §8 pvvt van zwakke werkwoorden

les 7 - cursus 7 Spelling - §8 pvvt van zwakke werkwoorden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

Items in this lesson

les 7 - cursus 7 Spelling - §8 pvvt van zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Hallo 1va
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
timer
10:00
Wat ga we doen vandaag?
  • 10 min lezen
  • Wat weet je nog?
  • Nakijken opgaven §7
  •  Uitleg pvvt zwakke werkwoorden
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

timer
1:00
Bedenk een werkwoord waar je de ik-vorm kan vinden door: 
hele werkwoord -en = ik-vorm

Bedenk daarnaast ook twee werkwoorden die hier van afwijken

Bijvoorbeeld:
hele werkwoord -en + extra klinker = ik-vorm
hele werkwoord -en - medeklinker = ik-vorm
hele werkwoord -en + medeklinker die verandert = ik-vorm

Slide 3 - Slide

Nakijken opdrachten §7

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
  • Je kan de persoonsvorm van zwakke werkwoorden  in de verleden tijd spellen

Slide 5 - Slide

Waarom spelling?

Slide 6 - Slide

Sterke of zwakke werkwoorden
Verzin een sterk en zwak werkwoord en schrijf ze op in de verleden tijd
Voorbeeld:
  • lopen 
  • liep
  • fietsen 
  • fietste


timer
1:30

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm - Verleden tijd (PVTT)

Slide 8 - Slide

Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:

Eerst vind je de stam -> de stam van het werkwoord vind je door -en (of -n) van het hele werkwoord af te halen.

Bijvoorbeeld: 
fietsen- en =








drijven - en =

Slide 9 - Slide

Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:

Eerst vind je de stam -> de stam van het werkwoord vind je door -en (of -n) van het hele werkwoord af te halen.

Bijvoorbeeld: 
fietsen- en =
fiets







drijven - en =
drijv

Slide 10 - Slide

Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:

Eerst vind je de stam -> de stam van het werkwoord vind je door -en (of -n) van het hele werkwoord af te halen.

Bijvoorbeeld: 
fietsen- en =
  • fiets








drijven - en =
drijv
Let op!
Stam en ik-vorm zijn dus niet hetzelfde!

Slide 11 - Slide

Zwakke werkwoorden
Nadat je de stam hebt gevonden zijn er twee mogelijkheden:
enkelvoud
1. stam + -de
2. stam + -te
ik/jij/hij/zij
1. speelde, herhaalde
2. lustte, fietste
meervoud
1. stam + -den
2. stam + -ten
wij/jullie/zij
1. speelden, herhaalden
2. lustten, fietsten

Slide 12 - Slide

PVVT
waarom +de(n) of +te(n)?
In het Nederlands vinden we dat bepaalde klanken niet goed samen klinken. Daarom krijgen sommige letters een +de(n) terwijl anderen +te(n) in de verleden tijd krijgen.

Meestal doe je dit automatisch goed, maar wanneer je het niet zeker weet is er een ezelsbruggetje.

Slide 13 - Slide

Zwakke werkwoorden

Slide 14 - Slide

Zwakke werkwoorden
oefenen

Slide 15 - Slide

Stap 1. 
Pak de stam van het werkwoord.
Om de stam te vinden haal je -en (of -n) van het hele werkwoord eraf.

Slide 16 - Slide

de stam van zwakke werkwoorden
reizen - reiz
leven - lev
pakken - pakk
maken - mak
gooien - gooi

Slide 17 - Slide

stap 2.
kijk naar de laatste letter van de STAM
reiz = z
lev = v
pakk = k
mak = k
gooi = i

Slide 18 - Slide

stap 3.
Welke klank, van de laatste letter van jouw STAM, hoor je in het woord  't ex kopfschip ?

(let op: bij reiz hoor je een Z / bij lev hoor je en V / bij gooi hoor je een J-klank)

Slide 19 - Slide

stap 4. 
Zit jouw klank van de stam in 't kofschip?
JA, dan komt in de verledentijd -te of -ten erbij.
NEE, dan komt in de verledentijd -de of -den erbij.

Slide 20 - Slide

stap 5. 
Controleer of je de juiste spelling van het zwakke werkwoord hebt:
  • reizen - reiz - ik reisde / wij reisden
  • leven - lev - ik leefde / wij leefden
  • pakken - pakk - ik pakte / wij pakten
  • maken - mak - ik maakte / wij maakten
  • gooien - gooi - ik gooide / wij gooiden

Slide 21 - Slide

Zelf oefenen
Cursus 7 - Spelling § 8 persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
Wat: Maak opdr. 1,  2 en 4 (blz. 254-255)
Hoe:  Zelfstandig in je schrift
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met pvvt van zwakke werkwoorden
Klaar?
Lezen in je leesboek of ander huiswerk
timer
9:00

Slide 22 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn
Ja/nee?

  • Je kan de persoonsvorm van zwakke werkwoorden  in de verleden tijd spellen
Ja/nee?

Slide 23 - Slide

Rustig je spullen opruimen en blijven zitten tot de bel gaat.


Fijne dag!

Slide 24 - Slide