Taalverzorging H1

Taalverzorging H1
Werkwoorden
Hoofdletters en leestekens
De- woorden en het- woorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taalverzorging H1
Werkwoorden
Hoofdletters en leestekens
De- woorden en het- woorden

Slide 1 - Slide

Wat is een werkwoord?

Slide 2 - Slide

Een werkwoord zegt wat iemand doet of wat er gebeurt

Slide 3 - Slide

Wat is het werkwoord?

De hoogspringer wint de gouden plak.
timer
0:10
A
hoogspringer
B
de
C
wint
D
gouden

Slide 4 - Quiz

Wat is het werkwoord?

Ik dronk vanmorgen voor het eerst een kop koffie.
timer
0:10
A
dronk
B
vanmorgen
C
koffie
D
ik

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je hoofdletters en leestekens?

Slide 6 - Slide


Schrijf een hoofdletter:  
Aan het begin van een zin: Het was schitterend weer dit weekend.
Bij namen: Mariëtte, het Alfa-college, Gelderland, het Kerkplein, Maastricht, Plopsaland.

Zo gebruik je punten en vraagtekens
Gebruik een punt bij gewone zinnen: De winter begint op 21 december.
Zet na een vraag een vraagteken: Doe jij de deur even open?

Slide 7 - Slide

Wat is goed?
timer
0:10
A
Amira
B
amira

Slide 8 - Quiz

Wat is goed?
timer
0:10
A
zondag
B
Zondag

Slide 9 - Quiz

Wat is goed?
timer
0:10
A
april
B
April

Slide 10 - Quiz

Wil je mij die brief geven
timer
0:10
A
.
B
?
C
!

Slide 11 - Quiz

Ik ga vanavond sporten
timer
0:10
A
.
B
?
C
!

Slide 12 - Quiz

Zo gebruik je de en het, deze en dit, die en dat
Gebruik bij een de-woord deze en die:
- de printer, deze printer, die printer
- de woning, deze woning, die woning.
Gebruik bij een het-woord dit en dat:
- het onderzoek, dit onderzoek, dat onderzoek. 

Slide 13 - Slide

Dat raam
timer
0:10
A
de
B
het

Slide 14 - Quiz

De lepel
timer
0:10
A
die, deze
B
dat, dit

Slide 15 - Quiz

Hoe is het gegaan?
Nu weet je wat je al goed kan en wat je nog moeilijk vindt.
Om te oefenen met werkwoorden ga je naar blz. 28
Om te oefenen met hoofletters en leestekens ga je naar blz.30
Om te oefenen met de- woorden en het- woorden ga je naar blz.32

Slide 16 - Slide