vervoegen werkwoorden

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up


timer
1:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up


timer
1:00

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

HW checken

Als het goed is heb je deze in je ebook (leermiddelen Nederlands) gemaakt, zo niet dan leg je de opdrachten in je schrift open op je tafel voor controle.


timer
3:00

Slide 3 - Slide

2.5: grammatica
korte terugblik
Je kan de bijwoordelijke bepaling in een zin goed vinden door vragen te stellen als: Waar? Wanneer? Hoe? Hoeveel? Hoe vaak? Waarheen? Waarom? Waarmee? 

Even samen ontleden: 

Erica legt de blokjes kaas op het plankje.

De meester geeft de kinderen huiswerk op. 

Oma weegt appels op de weegschaal. 

Slide 4 - Slide

Lesdoelen 
Ik kan;
- werkwoorden in een zin op de juiste manier vervoegen. 
werkwoorden vervoegen 

Slide 5 - Slide

Wat voor cijfer geef ik me voor het vervoegen van werkwoorden?
0100

Slide 6 - Poll

Doorstroomschema 
Pak je doorstroomschema erbij (evt in teams). We oefenen eerst samen, daarna ga je het alleen doen.

 poetsen           Jij ____________________________ de ramen aan de binnenkant.

 slapen                 _____________________________ jij met een teddybeer?

 schaatsen         ____________________________ jij gisteren op de ijsbaan?

 zenden              Toen _______________________________ Gert zijn moeder een bericht.

 verbazen          Afgelopen donderdag ______________________________ Tim zich over zijn broer.

 parkeren.         Vorige week __________________________________ Simon in de garage.

Slide 7 - Slide

geven Ik _____________ mijn moeder een ring voor haar verjaardag.

Slide 8 - Open question

sluiten Jij _____________ de kluis.

Slide 9 - Open question

wijzen De mensen _____________ elkaar op goede daden.

Slide 10 - Open question

vliegen Jij _____________ afgelopen jaar naar Kenia.

Slide 11 - Open question

schaatsen _____________ jij gisteren op de ijsbaan?

Slide 12 - Open question

lachen Fred en Jet _____________ toen de meester een grap vertelde.

Slide 13 - Open question

Aan het werk
oefenen met de werkbladen van werkwoordspelling.

klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek

Slide 14 - Slide

Wat voor cijfer geef ik mezelf nu als het gaat om werkwoorden vervoegen.
010

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Slide