This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Deze periode (SE1)
Hoofdstuk 9: Erfelijkheid
Hoofdstuk 10: Evolutie
Hoofdstuk 2: Cellen
Hoofdstuk 4: Voortplanting
Hoofdstuk 7: Soorten en relaties
Hoofdstuk 8: Ecosysteem en evenwicht
Slide 2 - Slide
Deze periode (SE1)
Slide 3 - Slide
Deze periode (SE1)
Slide 4 - Slide
Wat weet je over erfelijkheid?
Slide 5 - Mind map
Leerdoelen 9.1
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Mathilde laat haar haren blonderen bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype? En haar fenotype?
A
genotype wel
fenotype niet
B
genotype niet
fenotype wel
C
genotype niet
fenotype niet
D
genotype wel
fenotype wel
Slide 18 - Quiz
Wat is een karyogram?
A
Een chaotische weergave van genen in een cel.
B
Een microscopische afbeelding van een celkern.
C
Een geordende weergave van chromosomen in een cel.
D
Een verzameling van genetische mutaties in een cel.
Slide 19 - Quiz
Dit karyogram is van een...
A
Man
B
Vrouw
Slide 20 - Quiz
Dit is een karyogram van een....
A
zaadcel
B
eicel
C
lichaamscel
D
is niet te zeggen
Slide 21 - Quiz
Zet in de juiste volgorde van GROOT naar KLEIN
Cel
Celkern
Chromosoom
DNA molecuul
Nucleotide
Stikstofbase
Slide 22 - Drag question
De variant van een eigenschap noemen we een.............
Gen
Celkern
DNA
Chromosoom
Allel
Slide 23 - Drag question
Wat zijn autosomen?
A
de Y-chromosomen
B
de geslachts-chromosomen
C
de X-chromosomen
D
alle andere chromosomen
Slide 24 - Quiz
Hoeveel autosomen zitten er in een menselijke cel
A
22
B
44
C
46
D
23
Slide 25 - Quiz
Met 'autosomale overerving' wordt bedoeld:
A
..dat het kenmerk niet op het X- of Y- chromosoom ligt
B
..dat het kenmerk wél op het X- of y-chromosoom ligt
C
..dat de eigenschap dominant is
D
..dat de eigenschap recessief is
Slide 26 - Quiz
Mensen hebben 44 autosomen (22 paar). Daarnaast hebben vrouwen en mannen nog geslachtschromosomen:
A
vrouw: XX man: YY
B
vrouw: YY man: XX
C
vrouw: XY man: XX
D
vrouw: XX man: XY
Slide 27 - Quiz
Het genoom is:
A
het complete erfelijke materiaal in een cel
B
het complete erfelijke materiaal op een gen
C
de complete keten van eiwitten
D
één van de celorganellen in de cel
Slide 28 - Quiz
Het genoom is opgebouwd uit...
A
kern DNA
B
mitochondriaal DNA
C
chloroplast DNA
D
alle drie
Slide 29 - Quiz
Welke uitspraak over genexpressie is NIET waar?
A
Iedere celkern van je lichaam bevat precies dezelfde genen
B
Het tot uiting komen van een gen wordt genexpressie genoemd
C
Genen kunnen niet alleen 'aan' of 'uit' staan, maar ook 'harder' of 'zachter'
D
Welke genen 'aan' of 'uit' staan in een bepaald celtype is een willekeurig proces
Slide 30 - Quiz
De genexpressie verschilt per cel. In levercellen zijn bijvoorbeeld genen met een verhoogde genexpressie voor het produceren van gal. Wat betekent een verhoogde genexpressie?