Havo 5 nectar 10extra

1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide


Leg in 3 stappen (VSR) uit waarom er na verloop van tijd meer bruine dan gele vlinders zijn.

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Deze periode (SE1)
  • Hoofdstuk 9: Erfelijkheid 
  • Hoofdstuk 10: Evolutie 

  • Hoofdstuk 2: Cellen
  • Hoofdstuk 4: Voortplanting
  • Hoofdstuk 7: Soorten en relaties
  • Hoofdstuk 8: Ecosysteem en evenwicht

Slide 6 - Slide

Deze periode (SE1)

Slide 7 - Slide

Deze periode (SE1)

Slide 8 - Slide

Wat weet je over erfelijkheid?

Slide 9 - Mind map

Leerdoelen 9.1

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Mathilde laat haar haren blonderen bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype?
En haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 22 - Quiz

Wat is een karyogram?
A
Een chaotische weergave van genen in een cel.
B
Een microscopische afbeelding van een celkern.
C
Een geordende weergave van chromosomen in een cel.
D
Een verzameling van genetische mutaties in een cel.

Slide 23 - Quiz

Dit karyogram is
van een...
A
Man
B
Vrouw

Slide 24 - Quiz

Dit is een karyogram van een....
A
zaadcel
B
eicel
C
lichaamscel
D
is niet te zeggen

Slide 25 - Quiz

Zet in de juiste volgorde van GROOT naar KLEIN
Cel
Celkern
Chromosoom
DNA molecuul 
Nucleotide
Stikstofbase

Slide 26 - Drag question

De variant van een eigenschap noemen we een.............
Gen
Celkern
DNA
Chromosoom
Allel

Slide 27 - Drag question

Wat zijn autosomen?
A
de Y-chromosomen
B
de geslachts-chromosomen
C
de X-chromosomen
D
alle andere chromosomen

Slide 28 - Quiz

Hoeveel autosomen zitten er in een menselijke cel
A
22
B
44
C
46
D
23

Slide 29 - Quiz

Met 'autosomale overerving' wordt bedoeld:
A
..dat het kenmerk niet op het X- of Y- chromosoom ligt
B
..dat het kenmerk wél op het X- of y-chromosoom ligt
C
..dat de eigenschap dominant is
D
..dat de eigenschap recessief is

Slide 30 - Quiz

Mensen hebben 44 autosomen (22 paar). Daarnaast hebben vrouwen en mannen nog geslachtschromosomen:
A
vrouw: XX man: YY
B
vrouw: YY man: XX
C
vrouw: XY man: XX
D
vrouw: XX man: XY

Slide 31 - Quiz

Het genoom is:
A
het complete erfelijke materiaal in een cel
B
het complete erfelijke materiaal op een gen
C
de complete keten van eiwitten
D
één van de celorganellen in de cel

Slide 32 - Quiz

Het genoom is opgebouwd uit...
A
kern DNA
B
mitochondriaal DNA
C
chloroplast DNA
D
alle drie

Slide 33 - Quiz

Welke uitspraak over genexpressie is NIET waar?
A
Iedere celkern van je lichaam bevat precies dezelfde genen
B
Het tot uiting komen van een gen wordt genexpressie genoemd
C
Genen kunnen niet alleen 'aan' of 'uit' staan, maar ook 'harder' of 'zachter'
D
Welke genen 'aan' of 'uit' staan in een bepaald celtype is een willekeurig proces

Slide 34 - Quiz

De genexpressie verschilt per cel. In levercellen zijn bijvoorbeeld genen met een verhoogde genexpressie voor het produceren van gal. Wat betekent een verhoogde genexpressie?
A
Genen zijn meer actief
B
Genen worden niet aangemaakt
C
Genotype verandert
D
Genen zijn minder actief

Slide 35 - Quiz

Leerdoelen 9.1

Slide 36 - Slide


  • Lezen paragraaf 9.2 (5 min!)
  • Maken 1.1: opdracht 1, 3, 7, 9, 11, 15, 17
Huiswerk

Slide 37 - Slide