Fictie 4

                                        Stil lezen
timer
15:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

                                        Stil lezen
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Wat ga je leren vandaag?
Je kunt zeggen bij welke verhaalsoort een verhaal hoort.
Je kunt je je leeservaring beschrijving.
Je herkent bijzonder taalgebruik.
Je herkent versregels, couplet en refrein in gedichten.

Slide 2 - Slide

Wat ga je doen vandaag?

1. Je gaat een oefening maken om achter verschillende verhaalsoorten te komen.
2. Je gaat oefenen om je eigen leeservaring zo goed mogelijk te beschrijven.
3. Je maakt kennis met een gedicht waarbij je gaat letten op bijzonder taalgebruik en de opbouw.

Slide 3 - Slide

Opdracht 1: Verhaalsoorten
Welke verhaalsoort hoort bij de juiste pictogram? Kies uit:

Avontuur
Sociaal/politiek verhaal
Detective
Spanning
Dieren
Sport
Griezelverhaal
Sprookjes/fanatasie
Historisch verhaal
Vriendschap/verliefd
Humor
Psychologisch verhaal
Oorlog & Verzet
School

Slide 4 - Slide

Opdracht 2: Leeservaring
Leeservaring = als je na het lezen van een verhaal uitlegt wat je ervan vindt. Je gebruikt hierbij beoordelingswoorden. Je moet je leeservaring wel kunnen uitleggen. Dat doe je door argumenten te geven bij de beoordelingswoorden die je kiest.

--> wat het verhaal met je doet/ hoe realistisch

Slide 5 - Slide

Wat zijn beoordelingswoorden?
A
Woorden die vertellen waarom je iets vindt
B
Woorden die een verhaal vertellen
C
Woorden die zeggen waar een verhaal over gaat
D
Woorden waarmee je zegt wat je van iets vindt

Slide 6 - Quiz

Welk woord in de zin is een beoordelingswoord?
'Die rode sportauto vind ik mooi.'
A
sportauto
B
mooi
C
rode
D
ik

Slide 7 - Quiz

Welke woorden zijn beoordelingswoorden?
A
Argument
B
Interessant
C
Spannend
D
Non-fictie

Slide 8 - Quiz

Wat is een mening?
A
Een mening kun je checken.
B
Een mening is waar of niet waar.
C
Een mening is wat jij vindt van iets.

Slide 9 - Quiz

Wat is een argument?
A
Met een argument leg je je mening uit.
B
Een argument en een beoordelingswoord zijn hetzelfde.
C
Met een argument geef je je mening.

Slide 10 - Quiz

Ik vind de film spannend omdat er spannende dingen gebeuren.
A
goed argument
B
slecht argument

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Ervaring?
--> Kies 2 beoordelingswoorden die iets zeggen over wat dit lied en de clip met jou doen  --> Leg ze uit met een argument. 

Zet jouw ervaring op de padlet:
Titel = jouw naam
Noem vervolgens 2 beoordelingswoorden en leg ze uit.


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Opdracht 3:
Lees het gedicht en maak de vragen op het stencil.

= huiswerk voor maandag

Slide 16 - Slide

Wat heb je geleerd vandaag?
Je kunt zeggen bij welke verhaalsoort een verhaal hoort.
Je kunt je je leeservaring beschrijving.
Je herkent bijzonder taalgebruik.
Je herkent versregels, couplet en refrein in gedichten.


Slide 17 - Slide