Ik kan meerdere verhaalsoorten noemen.
Ik kan uitleggen waarom een verhaal echt lijkt of niet.
Ik kan vier manieren noemen waarop schrijvers hun verhalen mooier maken.
Ik kan meerdere verhaalsoorten noemen.
Ik kan mijn leeservaring beschrijven.
Ik kan vier manieren noemen waarop schrijvers hun verhalen mooier maken.
Ik kan zeggen bij welk genre een boek hoort.
Ik kan mijn leeservaring beschrijven.
Ik kan beeldspraak en stijlfiguren herkennen.
Ik kan een versregel, couplet en refrein herkennen in een gedicht.