Voornaamwoorden, bijwoorden, contaminatie (jaar 2)

Taalverzorging 3F
Voornaamwoord
Bijwoord
Contaminatie
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Taalverzorging 3F
Voornaamwoord
Bijwoord
Contaminatie

Slide 1 - Slide

Voornaamwoorden

Slide 2 - Slide

persoonlijk vnw

Bezittelijk vnw
Bijwoord
jou
hij
u
hen
jouw
uw
mijn
zich
hier
er
soms

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

Mijn, uw, jouw, zijn
A
zelfstandige naamwoorden
B
persoonlijke voornaamwoord
C
bezittelijke voornaamwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 10 - Quiz

wat is 'zijn' niet?
A
werkwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
bezittelijk voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Het is jouw slaapkamer.

Jouw =
timer
0:30
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
geen van allen

Slide 12 - Quiz

Wij spelen samen op het schoolplein met onze bal.
Onze =
timer
0:30
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
geen van allen

Slide 13 - Quiz

Dat kastje is bijna kapot.

Dat =
timer
0:30
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
geen van allen

Slide 14 - Quiz

Dat vind ik niet leuk!

Ik =
timer
0:30
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
geen van allen

Slide 15 - Quiz

Wij spelen samen op het schoolplein met onze bal.
Onze =
timer
0:30
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
geen van allen

Slide 16 - Quiz

Benoem het persoonlijk voornaamwoord.
'Heeft u uw boek al terug gekregen?'
A
boek
B
uw
C
heeft
D
u

Slide 17 - Quiz

Bedenk nu een zin met een persoonlijk, een bezittelijk en een aanwijzend voornaamwoord
timer
1:00

Slide 18 - Open question

Tot slot
  • Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw) duidt iets of iemand aan;
  • Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw) geeft aan van wie iets is en staat vóór het bezit;
  • Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) verwijst naar iets.

Slide 19 - Slide

Opdracht
Maak uit het werkboek:
opdracht 7 t/m 13
(p.154)

Slide 20 - Slide