link+ a2-b1 laag-tot middenopgeleiden thema 4 taak 1

Thema 4 taak 1
wat doe je met geld?

-opdrachten van taak 3 afmaken
-woordenschat
-luisteren
-spreken
-lezen 
-schrijven
-grammatica (bijzinnen met ''als/dat-zinnen)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2ISKBeroepsopleiding

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Thema 4 taak 1
wat doe je met geld?

-opdrachten van taak 3 afmaken
-woordenschat
-luisteren
-spreken
-lezen 
-schrijven
-grammatica (bijzinnen met ''als/dat-zinnen)

Slide 1 - Slide

blz. 55 opdracht 5 : maak de opdracht met z'n tweeën!
Je moet aan je nieuwe collega uitleggen wat hij of zij moet doen volgens de plaatjes van opdracht 3.   Gebruik de signaalwoorden : eerst moet je...........dan moet je........daarna.......vervolgens.......tot slot.......

Slotopdracht
a) zinnen afmaken
b)Stuur een e-mail naar je stage.
Je loopt stage in een zorgcentrum. Je kunt niet werken, want je bent ziek. Je hebt griep. Je bent bij de dokter geweest. De huisarts heeft gezegd dat je zeker twee dagen thuis moet blijven.
Schrijf in je e-mail :
- waarom je niet kunt werken
- dat je bij de dokter bent geweest
- wanneer je waarschijnlijk weer kunt werken.
Begin met: Beste Anja,

 

 

Je loopt stage in een zorgcentrum. Je kunt niet werken, want je bent ziek. Je hebt griep. Je bent bij de dokter geweest. De huisarts heeft gezegd dat je zeker twee dagen thuis moet blijven.

 

Schrijf in je e-mail

- waarom je niet kunt werken

- dat je bij de dokter bent geweest

- wanneer je waarschijnlijk weer kunt werken.

 

Slide 2 - Slide

de aankoop
een aankoop doen
de bril
ik draag een bril

Slide 3 - Slide

bezorgd
zij is bezorgd over de situatie in haar land
de camera
ik gebruik de camera om foto's te maken

Slide 4 - Slide

draadloos
de koptelefoon is draadloos
gouden
een gouden kraan

Slide 5 - Slide

de hekel
zij heeft een hekel aan broccoli
het milieu
we moeten het milieu beschermen

Slide 6 - Slide

opladen
ik moet mijn telefoon opladen
de pols
iemand de pols voelen
/hij heeft zijn pols gebroken

Slide 7 - Slide

het shirt
zij draagt een zwart shirt
de merkkleding
(kleren met merknaam)

Slide 8 - Slide

het horloge
hij kijkt op zijn horloge
de planeet
We moeten voor onze planeet zorgen

Slide 9 - Slide

de interviewer
(de vragensteller)
letten op(extra aandacht schenken)
je maakt veel fouten, let op de grammatica!

Slide 10 - Slide

het spaargeld
ik ga mijn spaargeld investeren
rollen
hij rolt deeg/de kinderen rollen  door het gras(ronddraaien)

Slide 11 - Slide

best  (behoorlijk) : de film was best interessant
de behoefte (iets nodig hebben) : ik heb behoefte aan rust
hartstikke (in grote mate, zeer) : je bent hartstikke gek/het was een hartstikke leuk feest/ik vind zijn muziek hartstikke goed
juist (goed) :hij is de juiste man op de juiste plaats
opzij (uit de weg van iets/iemand anders/aan de zijkant van iets) : ga eens een beetje opzij!/ iets opzij zetten/plaatsen/
de rotzooi (waardeloze spullen/troep) : doe die ouwe rotzooi toch weg!/als jullie klaar zijn ,moeten jullie zelf de rotzooi opruimen
uitstekend (voortreffelijk) : je had een uitstekend idee!


Slide 12 - Slide

Wat doe je met geld?

boodschappen doen/aankopen doen/kleding kopen/
de huur betalen/de rekeningen betalen/cadeaus kopen
/op vakantie gaan/ sparen voor later/een auto kopen/naar de bioscoop gaan/boeken kopen/eten bestellen/naar een restaurant gaan/meubels kopen/ naar een concert gaan.






Slide 13 - Slide



blz.56 in het boek-luister naar de dialoog nog een keer/we gaan de moeilijke woorden bespreken.

Maak nu blz. 57& 58 opdracht 2, 3 en 4 met z'n tweeën!

Grammatica bijzinnen

Slide 14 - Slide

omdat ,als / dat-zinnen

ik wil eten omdat ik honger heb
ik moet nu naar bed omdat ik morgen om 7 uur moet opstaan
Hij zegt dat hij om 7 uur opstaat
ik denk dat je gelijk hebt
Kom bij mij thuis , als je tijd hebt
ik ga naar de supermarkt , als ik tijd heb.
Omdat ik honger heb, wil ik eten.

Slide 15 - Slide

Verschil tussen ''omdat en want''

ik wil eten omdat ik honger heb

ik wil eten want ik heb honger

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Grammatica : bijzinnen met vraagwoorden en ''of''./
(waarom, wanneer, hoe laat , waar ,waar...naartoe,hoe...)
waarom komt Peter vandaag?
ik weet niet waarom Peter vandaag komt
weet u waarom Peter vandaag komt?

hoe laat wordt hij elke maandag wakker?
ik heb geen idee hoe laat hij elke maandag wakker wordt.

Komt Peter vandaag om 8 uur?
Ik weet niet of Peter vandaag om 8 uur komt
Kunt u me zeggen of Peter vandaag om 8 uur komt?
Maak nu de opdracht met de indirecte vragen


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Ben je klaar? Heb je vragen?

Maak nu op. 5 & 6 blz.59 en als je klaar bent, dan gaan we deze opdracht bespreken.

Maak opdracht 7 & 8 blz.60

Huiswerk : maak de opdrachten thema 4 taak 1 op de computer & grammaticaopdrachten 3.14,3.15,3.16 &3.17 & grammaticaopdrachten met de conjuncties.

Slide 23 - Slide