1.Julian leert Nederlands, omdat
2. Aster en Yusuf gaan verhuizen als
3. Wij eten pannekoeken als
4. Daan moet vanmiddag naar de dokter, omdat
5. Wij gaan met de fiets als
6. Onze buren waarschuwen ons als
7. Emma zoekt een nieuwe baan, omdat
8. Noor en Thomas hebben een andere auto gekocht, omdat
9. De treinen rijden niet op tijd, omdat
10. Ik ga een nieuwe baan zoeken als
11. Omdat Samir het snelst is
12. Als..................................................................., ga ik morgen sporten.
13 Omdat ................................................................., koop ik nieuwe kleren.
14. Als..............................................................................., blijf ik in bed.
15. Omdat mijn familie op bezoek komt,.............................................................
16. Als het dak lekt,.................................................................................................