(w45 blauw) Werkwoorden en het gezegde

Welkom
  1. Huiswerk bespreken
  2. Werkstuk uitleg
  3. Taal: het gezegde
  4. Zelfstandig werken
  5. Terugkijken
  6. Nieuwsbegrip


1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6,8

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom
  1. Huiswerk bespreken
  2. Werkstuk uitleg
  3. Taal: het gezegde
  4. Zelfstandig werken
  5. Terugkijken
  6. Nieuwsbegrip


Slide 1 - Slide

Werkstuk
  • Een soort dun informatieboekje over een onderwerp
  • Kies een onderwerp uit de lijst 'aardrijkskunde' of 'geschiedenis' op Junior Einstein
  • Elke week doen we een stukje, de planning staat op Trello. Volg deze planning!
  • Sla alles op in de gezamenlijke Google Drive map


>>21 december inleveren<<

Slide 2 - Slide

Voorlezen stukje boek
• Vertel vooraf in het kort iets over het boek, welke informatie moet je 
        luisteraar weten?
• Lees de tekst rustig en duidelijk voor en zorg dat je gezicht duidelijk 
        zichtbaar blijft


>>19 OKTOBER: ONLINE BOOK TOUR!!!

Slide 3 - Slide

Werkwoorden
Werkwoorden zijn woorden die aangeven dat je iets DOET
Weet jij een voorbeeld? 

Slide 4 - Slide

werkwoorden

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Video

vorm van een werkwoord

geen 
werkwoord
lopen
zwembad
gebakken
graafmachine
huilde
was

Slide 7 - Drag question

Vormen van werkwoorden
Lopen: loop - loopt - lopen - liep - liepen - gelopen 
Zijn: ben - is - zijn - was - waren - geweest

Slide 8 - Slide

Hoeveel werkwoorden kunnen er in een zin staan?
A
1
B
2
C
3
D
meer dan 3

Slide 9 - Quiz

Wij zouden moeten kunnen betalen met EcoCash.
Aantal werkwoorden
4: zouden moeten kunnen betalen

Slide 10 - Slide

Wat weet je van de 'persoonsvorm'?

Slide 11 - Open question

Week 40
Huiswerk:
  • junior einstein, 
  • nieuwsbegrip, 
  • boek lezen 
(en voorlezen voorbereiden)


Slide 12 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde (wg)
alle werkwoorden in de zin. 
(daar hoort de pv dus ook bij, want dat is ook een werkwoord)

Slide 13 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren zijn pap niet gegeten.
A
hij heeft
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft zijn pap gegeten

Slide 14 - Quiz

Hij heeft gisteren gewonnen!
A
heeft gewonnen
B
heeft
C
gewonnen
D
gisteren

Slide 15 - Quiz

Heb jij al een winterjas gekocht?
A
heb
B
jij
C
heb al
D
heb gekocht

Slide 16 - Quiz

Zijn schoenen stinken best wel.
A
zijn schoenen
B
stinken
C
stinken wel
D
zijn schoenen stinken

Slide 17 - Quiz

Hij heeft zijn kleine neefje leren fietsen.
A
zijn kleine neefje
B
heeft
C
heeft leren
D
heeft leren fietsen

Slide 18 - Quiz

Dit heb ik geleerd vandaag:

Slide 19 - Open question

Wat moet er in staan? 
• Wat de titel van het boek is (laat ook het boek zien!)
Waar het boek over gaat (verklap niets, maak het spannend!)
• Je geeft antwoord op de basisvragen:wie, wat, waar, wanneer
• 3 redenen waarom we het boek echt moeten kopen
• 1 ding dat je anders zou doen als je het boek opnieuw zou schrijven

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

succes
tot zo
timer
30:00

Slide 29 - Slide

persoonsvorm

Slide 30 - Mind map

werkwoordelijk
gezegde

Slide 31 - Mind map

Metro gered door kunstwerk
Het metrostel dat vannacht bij station De Akkers in Spijkenisse door zijn stootblok knalde, bungelt op de staart van het kunstwerk ‘Saved by a Whale's tail’, gered door een walvisstaart. 

De bestuurder van het metrotoestel kon eigenhandig zijn cabine uitkomen. Door de botsing ontstond er een klein brandje, maar dat was snel geblust. Er zijn geen gewonden gevallen. Wel is er forse schade aan de metro. 

Slide 32 - Slide

Dit heb ik geleerd vandaag:

Slide 33 - Open question