Taalverzorging Perron 1

Taalverzorging Perron 1 

werkwoorden vervoegen
samenstellingen
hoofdletters en leestekens
meervoud en verkleinwoorden

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taalverzorging Perron 1 

werkwoorden vervoegen
samenstellingen
hoofdletters en leestekens
meervoud en verkleinwoorden

Slide 1 - Slide

Werkwoordstijden.
Welke staan in de tegenwoordige tijd?
A
loopt (o.t.t.)
B
liep (o.v.t.)
C
heeft gelopen (v.t.t.)
D
had gelopen (v.v.t.)

Slide 2 - Quiz

Wij rennen naar buiten.
rennen is:
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 3 - Quiz

Hij had zich alweer vergist.
had vergist =
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t

Slide 4 - Quiz

(verdelen) Hij ........ de taart ..........
Zet in de v.t.t.
A
verdeelt
B
verdeelde
C
heeft verdeeld
D
had verdeeld

Slide 5 - Quiz

(draven) Het veulen ............ achter zijn moeder.
Zet in de o.v.t.
A
draafte
B
draafde
C
heeft gedraaft
D
heeft gedraafd

Slide 6 - Quiz

(verhuizen) Mijn buren ........ gisteren zonder afscheid te nemen.
Zet in de o.v.t.
A
verhuiste
B
verhuisde
C
verhuisten
D
verhuisden

Slide 7 - Quiz

(leven) De kikker en de prinses .......... nog lang en gelukkig.
Zet in de o.v.t.
A
leefte
B
leefde
C
leeften
D
leefden

Slide 8 - Quiz

(gebeuren) Het .... nog nooit eerder ..............
Zet in de v.v.t.
A
is gebeurt
B
is gebeurd
C
was gebeurt
D
was gebeurd

Slide 9 - Quiz

(deleten)
Hij ......... zijn hele werkstuk.
Zet in de o.v.t.
A
deleette
B
deliette
C
deletete
D
deleteten

Slide 10 - Quiz

(barbecueën)
In de zomer .......... we vaak ..................
A
hebben gebarbecued
B
hebben gebarbecueed
C
hebben gebarbecuet
D
hebben gebarbecute

Slide 11 - Quiz

Samenstellingen.
Welke is fout?
A
groentesoep
B
kippesoep
C
tomatensoep
D
aspergesoep

Slide 12 - Quiz

Welke is fout?
A
paardenbloem
B
zonnenschijn
C
rijstebrij
D
ladekast

Slide 13 - Quiz

Welke is fout?

A
apetrots
B
apenrots
C
beresterk
D
berekooi

Slide 14 - Quiz

Wat is een samengestelde zin?
A
een korte zin
B
een lange zin
C
een zin met meerdere persoonsvormen
D
een zin die uit meerdere zinnen bestaat

Slide 15 - Quiz

Een voegwoord plakt twee zinnen aan elkaar. Wat is geen voegwoord?
A
zodra
B
omdat
C
maar
D
allemaal

Slide 16 - Quiz

Wat is geen voegwoord?
A
Terwijl
B
Doordat
C
Toen
D
Vanmorgen

Slide 17 - Quiz

Hoofdletters.
Wanneer gebruik je geen hoofdletter?
A
aan het begin van de zin
B
bij namen van mensen, gebouwen en merken
C
bij namen van straten, rivieren en landen
D
na een dubbele punt (als er een opsomming volgt)

Slide 18 - Quiz

Verkleinwoorden
Welke is fout geschreven?
A
boompje
B
verwarmingkje
C
koninkje
D
opaatje

Slide 19 - Quiz

Welke is fout geschreven?
A
iglotje
B
gangetje
C
kopietje
D
feetje

Slide 20 - Quiz

Meervouden
Welke is fout geschreven?
A
igloos
B
auto's
C
reeën
D
bacteriën

Slide 21 - Quiz

Meervouden
Welke is fout geschreven?
A
knieën
B
kolonieën
C
allergieën
D
fobieën

Slide 22 - Quiz