This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
1.a De kunst van het redeneren
Slide 1 - Slide
Programma
-Klassieke retorica
15 min
-Aristoteles
10 min
-Ethos, logos, pathos
15 min
-Oefenen
30 min
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
Je weet wat retorica is en wat de drie overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos inhouden;
Je kan de overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos herkennen;
Je kan uitleggen hoe de overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos in een uiting worden ingezet;
Je kan beoordelen of de overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos goed worden ingezet en zelf bedenken hoe je ze kan inzetten.
Slide 3 - Slide
Denk eens terug aan de laatste keer dat je geprobeerd hebt een van je ouders te overtuigen van iets wat je heel graag wilde. Hoe probeerde je je doel te bereiken? Wat zei je? Wat deed je? Wees concreet.
Slide 4 - Open question
Daarom is geen reden, als je van de trap valt ben je snel beneden. Jonge kinderen gebruiken dit versje vaak. In wat voor situaties gebruiken ze dit?
Slide 5 - Open question
Daarom is geen reden, als je van de trap valt ben je snel beneden. Jonge kinderen gebruiken dit versje vaak. Wat willen kinderen duidelijk maken als ze dit versje gebruiken?
Slide 6 - Open question
De kunst van het redeneren
Retorica --> de kunst van het redeneren is overal om ons heen. Bovendien een kunst die iedereen (on)bewust toepast.
Slide 7 - Slide
Wat zou "klassieke retorica" betekenen?
Slide 8 - Mind map
Klassieke retorica
Een nieuwe staatsvorm --> geen monarchie, geen aristocratie maar een democratie. Alle mannelijke burgers hadden gelijke kansen om tot een machtige man uit te groeien, als je maar goed kon spreken.
Je moest immers je medeburgers overtuigen van jouw ideeën en jouw gelijk. Voor de sofisten een gat in de markt: trokken rond om de kunst van het redeneren aan te leren om de mannen hun gelijk te laten halen.
Klassieke retorica --> oorsprong van de kunst van het redeneren.
Slide 9 - Slide
Wie was Aristoteles?
Slide 10 - Mind map
Aristoteles
Aristoteles --> filosoof. Hij merkte op dat als mensen elkaar ergens van proberen te overtuigen, ze dat op drie manieren doen. Hij noemde dit ethos, logos en pathos.
Slide 11 - Slide
Ethos
Ethos --> Geloofwaardigheid als spreker. Kom je eerlijk en betrouwbaar over? Als dat lukt, zal je publiek gunstig over je denken en bereid zijn wat je zegt te geloven.
Kan ook verraderlijk zijn: politici kunnen hun imago oppoetsen met mooie praatjes waar in de praktijk niks van terecht komt.
Slide 12 - Slide
Logos
Logos --> Inhoud van de spreker: argumenteren en logisch redeneren. Je probeert mensen te overtuigen door met feiten, argumenten en bewijzen te komen.
Slide 13 - Slide
Pathos
Pathos --> inspelen op de emoties van je publiek. Je kunt boosheid, verdriet of angst aanwakkeren of mensen juist blij en hoopvol stemmen. Onder invloed van emoties kun je mensen in een bepaalde richting sturen.
Slide 14 - Slide
Toepassing
Daarom is geen reden, als je van de trap valt, ben je snel beneden.
Dit versje wordt vaak gezegd als reactie op wat iemand anders zegt. Degene die het versje uitspreekt, vindt wat de ander zegt niet overtuigend.
Waarin schiet de ander tekort: ethos, logos of pathos? Leg uit als ik je naam noem.
Slide 15 - Slide
Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
HAVO: hoofstuk 1 paragraaf 1 de kunst van het redeneren, opdracht 4, 6, 7 en 8.
VWO: hoofstuk 1 paragraaf 1 de kunst van het redeneren, opdracht 4, 6, 7 en 8.
Hoe?
Oefenboek blz 8-9.
Handboek blz 30-31.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 9:45
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Lezen handboek 160-167.
Slide 16 - Slide
Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet wat retorica is en wat de drie overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos inhouden.
Je kan de overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos herkennen.
Je kan beoordelen of de overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos goed worden ingezet en zelf bedenken hoe je ze kan inzetten.
Je kan uitleggen hoe de overtuigingsmiddelen ethos, logos en pathos in een uiting worden ingezet.