Aanpassingen bij planten (3.1)

Aanpassingen bij planten
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Aanpassingen bij planten

Slide 1 - Slide

Hoe passen planten zich aan?

  • Aanpassingen tegen uitdroging

  • kleine en dikke / grote  en dunne bladeren

  • veel / weinig wortels 
Veel water:
Weinig water:

Slide 2 - Slide

planten die zich aanpassen
<-voorjaarsbloeiers
klimplanten->


<-wortelrozet
woestijnplanten->

Slide 3 - Slide

Voorjaarsbloeiers

Slide 4 - Slide

Voorjaarsbloeiers
Leven in bossen
Bloeien in het voorjaar als bomen nog geen bladeren hebben
Zo vangen ze al het zonlicht op voor fotosynthese

Slide 5 - Slide

Klimplanten
Leven in het bos
Heeft hechtwortels om omhoog te groeien
Opvangen van zonlicht voor fotosynthese

Slide 6 - Slide

Wortelrozetten
Bladeren plat op de grond
Voorkomt dat andere planten daar groeien
Grotere opname water + mineralen

Slide 7 - Slide

Woestijnplanten
Voorkomen waterverlies
Kleinere bladeren
Waslaag
Haren op bladeren
dikke bladeren

Slide 8 - Slide

Wortelrozetten

Slide 9 - Slide

Klimplanten

Slide 10 - Slide

Woestijnplanten

Slide 11 - Slide

Droog
Vochtig
Welke plant hoort in welk millieu?

Slide 12 - Drag question

Verdediging bij planten

  • Stekels
  • Brandharen
  • Maken van gifstof

Slide 13 - Slide

Factoren
  • Biotische factoren: Invloeden uit de levende natuur.

  • Abiotische factoren: Invloeden uit de levenloze natuur.

  • Alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen, vormen een ecosysteem.

Slide 14 - Slide

abiotisch vs. biotisch

Slide 15 - Slide

Biotisch: levend en dood
organismen:
1. bacterien
2. schimmels
3. dieren
4. planten
resten van organismen:
afgevallen bladeren

Abiotisch: levenloos
 het klimaat
de bodem
water
de lucht



Slide 16 - Slide

3.1 Organismen in hun omgeving
Een individu is elk wezen op zichzelf.
Voorbeeld: Jij bent een individu, de kat van de buren ook.
Een populatie is een groep individuen van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven en zich onderling voortplanten.
Bijvoorbeeld alle damherten van een bos.


Slide 17 - Slide

3.1 Organismen in hun omgeving
Alle organismen in een ecosysteem samen noemen we een levensgemeenschap. (Dus eigenlijk alle populaties in een gebied bij elkaar.)

Slide 18 - Slide

Verschillende niveau's
  • ecoysteem (a-biotisch en biotisch samen)
  • levensgemeenschap (alleen biotisch) 
  • populatie (soort) 
  • inidividu 

Slide 19 - Slide

  • Leefomstandigheden heet een biotoop bv bos of weiland
  • Iedere biotoop heeft andere planten of dieren (biotisch = levend) en ander soort grond of temperatuur (a-biotisch = niet levend)

Slide 20 - Slide

Van individu tot ecosysteem

Slide 21 - Slide

Ecosysteem 
voeg de abiotische factoren toe aan de leefgemeenschap en je hebt een ecosysteem.

Slide 22 - Slide