-ing form or to-infinitive

2hv - Unit 7
to + infinitive
or
-ing form
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

2hv - Unit 7
to + infinitive
or
-ing form

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruiken we -ing of de infinitive?
Er zijn veel verschillende regeltjes voor het gebruik van de infinitive. We gaan er naar 3 kijken dit hoofdstuk.

Eerst even een stukje herhalen over de -ing form

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

-ING FORM
Voordat we beginnen aan een nieuw onderwerp, eerst even terugkijken wat we al weten. Wat is de -ing vorm? Het ziet er zo uit: 
walk
sing
do
read
walking
singing
doing
reading

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

-ing form as continuous
Je gebruikt de -ing vorm als je laat zien dat iets bezig is. Dit heb je in klas 1 geleerd. Je hebt dan een vorm van to be nodig + werkwoord + ing




Maar je hebt in Unit 2 ook andere regeltjes geleerd voor het gebruik van -ing. Die gaan we nu eerst herhalen.
Right now, I'm looking at my ipad.
The class is discussing the previous test.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

-ing form as subjects of a sentence
Je kan een werkwoord ook een onderwerp maken van een zin. Je gebruikt hier de -ing vorm voor. Het is dan in plaats van een werkwoord (iets doen) een onderwerp (een ding) geworden.




Voorbeeld zin 1 : Het dansen is niet iets wat je nu doet, maar hetgeen wat je hobby is. Het is dan een 'ding'.
1. Dancing is my hobby.
2. Listening to music can be relaxing.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

-ing form after prepositions
Na een voorzetsel komt altijd de -ing vorm.

Voorzetsel zijn oa: on, in, at, by, about, for, of, etc.
I'm not very good at swimming.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

-ing form after some verbs
Als er bepaalde werkwoorden al in een zin staan dan is het 2e werkwoord altijd in de -ing vorm geschreven. Dit zijn woorden die aangeven wat je van iets vindt:

Love, hate, like, dislike, can't stand, enjoy, don't mind, etc.

Yan loves watching football.
I don't mind walking in the cold and the rain.
She dislikes cooking.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

TO + INFINITIVE
Nu een stapje verder. Een infinitve = het hele werkwoord
We gebruiken soms to + infinitive in de zin. Waneer en waarom? Dat ga je in deze lessonup leren!
walk
sing
do
read
to walk
to sing
to do
to read

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

adjective + to + infinitive
Wanneer een werkwoord na een bijvoeglijk naamwoord komt, dan is het vaak to + infinitive
It's exciting to visit new places.
It's really nice to see you!

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

verb + to + infinitive
If you remember or forgot something that happened in the past, you use the -ing form 
I remember locking the door.
I won't forget doing that.

I will remember to lock the door.
I won't forget to do that.
If you need to remember or (not) forget something that hasn't happened yet, you use the to-infinitive

Slide 10 - Slide

terugdenken aan, herinneren
onthouden / vergeten iets te gaan doen
verb + to + infinitive
Soms staan er 2 werkwoorden in de zin. De vorm van het 2e werkwoord heeft alles te maken met het 1e werkwoord.
 
Het 2e werkwoord is to + infinitive na de volgende werkwoorden: decide, help, hope, intend, learn, need, plan, pretend, promise, want, would like.
I need to go to the shops.
We decided to move to England.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

USED TO
If something was a habit in the past
you use the to-infinitive
We used to read every day.
He used to go to school.
We are used to reading every day.
He is used to going to school.
If you are familiar with doing something, 
you use the -ing form and "to be"

Slide 12 - Slide

gewoonte in het verleden
gewend zijn om iets te doen
MEAN
If you mean "to intend", 
you use the to-infinitive
I didn't mean to scare you.
This means starting all over.

If you mean "to have a particular result", 
you use the -ing form

Slide 13 - Slide

bedoelen, de bedoeling zijn
een specifieke uitkomst hebben, betekenen


TRY
If you mean "attempting to do something",
you use the to-infinitive
I tried to convince him to let us go home early.
Try holding your breath to stop sneezing.
If you mean "testing if something works",
you use the -ing form

Slide 14 - Slide

iets pogen te doen

Explaining the purpose of an action.
Je gebruikt ook to + infinitive als je wilt zeggen waarom je iets doet.
1. I went to the library to look for an English book.
2. She's going to Paris to visit a friend.
1. Waarom ging je naar de bibliotheek? Om een Engels boek te zoeken.
2. Waarom gaat ze naar Parijs? Om een vriend te bezoeken.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

QUIZ TIME
Let's review! 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

I'm saving money ............. a new car
A
to buy
B
buying

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

I can't stand ............ inside all day. The weather is beautiful!
A
to stay
B
staying

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

I promise ............ that again.
A
not to do
B
not doing

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

............ is great for you health.
A
To play sport
B
Playing sport

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

I really want to go to Spain .............. the Spanish language.
A
for learning
B
to learn

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

I’m sure he didn’t intend ... your phone, it was an accident.
A
to drop
B
dropping

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

I'm sorry about ....... so late again. Tomorrow I'll be home early.
A
working
B
work

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

How did it go?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

-ing form or to-infinitive?


Karin Wansink
Engels
THE END
Well done, I'll see you in class!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions