What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
ABR7 01.10.2024
Welkom!
01.10.2024
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Anders
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
180 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
01.10.2024
Slide 1 - Slide
Planning
Terugblik
Herhaling 2.15
Herhaling 2.2
Herhaling 2.7
Herhaling 2.13
Slide 2 - Slide
Terugblik
Bespreken: 2.15 opdr. 142, 143 en 144
Slide 3 - Slide
2.15
Maak tweetallen
Maak samen opdr. 145
Bespreek de antwoorden met een ander tweetal.
Slide 4 - Slide
2.15
Maak tweetallen
Pak werkblad 2.15a
Cursist A: lees de vraag: Wat heeft ... gisterenavond gedaan?
Cursist B: kijk naar je blad en vertel wat hij of zij gedaan heeft. Gebruik de voltooide tijd!
Cursist A: trek een lijn.
Klaar? Dan maakt cursist B een vraag en geeft cursist A antwoord
Slide 5 - Slide
2.15
Pak werkblad 2.15b
Schrijf een vakantiekaartje.
Je bent op vakantie. Schrijf een kaartje naar een vriend(in).
Kijk naar de foto’s. Schrijf over het weer en schrijf wat je al hebt gedaan.
Schrijf ook het adres van je vriend(in) op de kaart
Klaar? Vertel jouw medecursist wat je hebt gedaan.
Jouw medecursist vertelt aan jou wat hij/zij heeft gedaan.
Slide 6 - Slide
2.15
Wat heb jij in het weekend gedaan?
Schrijf bij opdr. 148 5 dingen op. Maak hele zinnen.
Klassikaal bespreken
Slide 7 - Slide
2.15
Maak tweetallen
Praat samen: opdr. 149
Pak werkblad 2.15b
Cursist A: lees de vraag.
Cursist B: kijk naar de plaatjes. Vertel wat iemand gedaan heeft.
Klaar? Dan leest cursist B een vraag.
Slide 8 - Slide
2.15
Klare Taal: voltooid deelwoord
Bespreken
Slide 9 - Slide
2.2
Bekijk de tekst bij opdr. 13 (blz. 52)
Bekijk nog een keer de video
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
1.15
Als je twee personen of dingen wilt vergelijken:
Je gebruikt vaak het woord ''dan''
Voorbeeld:
Ik vind thee lekkerder
dan
koffie.
Een vliegtuig is sneller
dan
een auto.
Is er geen verschil? Dan gebruik je het woord ''even''.
Ik vind rozen en tulpen
even
mooi.
Zeynep en Melda zijn
even
lang.
Slide 14 - Slide
2.2
Je hebt dus geleerd dat je dingen kunt vergelijken.
Je zet -(d)er achter het bijvoeglijk naamwoord.
Meestal gebruik je ook het woord ''dan''.
Voorbeeldzin?
Een leeuw is snell
er
dan
een slak.
Slide 15 - Slide
2.2
Je kunt ook op een andere manier dingen vergelijken.
Bijvoorbeeld:
Van alle mensen is Usain Bolt
het snelst
.
Op de hele wereld is Rusland
het grootst
.
Je zet
het
voor het bijvoeglijk naamwoord.
Je plakt
-st
achter het woord.
mooi --> mooier --> het mooist
makkelijk --> makkelijker --> het makkelijkst
Sommige woorden zijn onregelmatig
Voorbeeld: graag --> liever --> het liefst
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
create.kahoot.it
Slide 18 - Link
Ik bel morgen.- Morgen bel ik
Kijk naar de video van TC 2.7
Slide 19 - Slide
In een hoofdzin staat:
- de
wie/wat
op de 1e plaats
- het
werkwoord
op de 2e plaats in de zin
- de
rest
op de 3e plaats
een 2e
werkwoord
staat altijd achteraan in de zin!
Ik
moet
vandaag
naar school
De jongens
gaan
zaterdag
voetballen
De koelkast
staat
in de keuken
Wij
hebben
gisteren
gefietst
Slide 20 - Slide
Sommige zinnen beginnen met
tijd of plaats
:
wie/wat
staat dan
na
het
werkwoord
.
Het
werkwoord
staat altijd op de
2e
plaats in de zin.
Vandaag
moet
ik
naar school
Zaterdag
gaan
de jongens
voetballen
In de keuken
staat
de koelkast
Gisteren
hebben
wij
gefietst
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Wat is de goede woordvolgorde in een normale zin?
1
2
3
de rest
onderwerp
persoonsvorm
Slide 23 - Drag question
De woordvolgorde van de rest van de zin.
De woordvolgorde in een zin.
wie/wat (onderwerp)
werkwoord (persoonsvorm)
de rest
Ik loop naar school.
Slide 24 - Slide
Maak goede zinnen met de woorden
Sleep de woorden in de goede volgorde.
Begin met het rode woord.
Slide 25 - Slide
mijn ouders
Volgende week
op bezoek
komen
Slide 26 - Drag question
dan in Nederland
In Frankrijk
meer mensen
wonen
Slide 27 - Drag question
hebben
de kinderen
geen les
Op woensdag-middag
Slide 28 - Drag question
niet
we
Vanavond
thuis
zijn
Slide 29 - Drag question
televisie
Na het eten
altijd
kijken
wij
Slide 30 - Drag question
Maak een zin die begint met:
Morgen
Slide 31 - Open question
Maak een zin die begint met:
Om drie uur
Slide 32 - Open question
Maak een zin die begint met:
In mijn huis
Slide 33 - Open question
2.13
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
2.13
Lees het gele blokje op blz. 91
Bekijk nog een keer de video (TC 2.13)
Werkblad van A tot zin
Bespreken
Slide 39 - Slide
create.kahoot.it
Slide 40 - Link
More lessons like this
Maandag 11 april 2022: spreken met eerst, toen en daarna
June 2022
- Lesson with
18 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
TC 2.12 t/m 2.15
January 2024
- Lesson with
12 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
Opstartles 8 Acties
June 2022
- Lesson with
27 slides
NT2
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
ABR7 08.10.24
October 2024
- Lesson with
37 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
Gedichtendag
February 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Lager onderwijs
ABT3 11.10.2024
October 2024
- Lesson with
22 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1
WI1 27/1 herh en TC 6.13 en 6.14
January 2022
- Lesson with
24 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
ABR7 07.10.2024
October 2024
- Lesson with
35 slides
Anders
MBO
Studiejaar 1