Grammatica herhaling part 2

herhaling gram. deel 2
bijv.nw. & a-en e-stammen
p. 3-4, 13-16
1 / 30
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

herhaling gram. deel 2
bijv.nw. & a-en e-stammen
p. 3-4, 13-16

Slide 1 - Slide

Welk van de vormen van het bijvoeglijk naamwoord congrueert met:
reges

A
magnae
B
magnes
C
magni
D
magnus

Slide 2 - Quiz

Welk van de vormen van het bijvoeglijk naamwoord congrueert met:
domini

A
forti
B
fortis
C
fortes
D
forte

Slide 3 - Quiz

Welk van de vormen van het bijvoeglijk naamwoord congrueert met:
puella

A
nulla
B
nullae
C
nullam
D
nullas

Slide 4 - Quiz

Welk van de vormen van het bijvoeglijk naamwoord congrueert met:
nominum

A
magnum
B
magnus
C
magnarum
D
magnorum

Slide 5 - Quiz

Welk van de vormen van het bijvoeglijk naamwoord congrueert met:
puero

A
fortis
B
forte
C
forti
D
forto

Slide 6 - Quiz

Welke woorden congrueren?
urbem
portu
dominis
regis
nullis
nullam
nullius
nullo

Slide 7 - Drag question

volgens welk bijv.nw. gaat festus en hoeveel verschillende rijtjes heeft de verbuiging dus?
A
magnus - 2
B
magnus - 3
C
fortis - 2
D
fortis - 3

Slide 8 - Quiz

volgens welk bijv.nw. gaat celeber en hoeveel verschillende rijtjes heeft de verbuiging dus?
A
magnus - 2
B
magnus - 3
C
fortis - 2
D
fortis - 3

Slide 9 - Quiz

Vul de congruerende vorm in van het bijvoeglijk naamwoord dat tussen haakjes staat:
(magnus) regi

Slide 10 - Open question

Vul de congruerende vorm in van het bijvoeglijk naamwoord dat tussen haakjes staat:
(fortis) puellas

Slide 11 - Open question

Vul de congruerende vorm in van het bijvoeglijk naamwoord dat tussen haakjes staat:
(magnus) bella

Slide 12 - Open question

Vul de congruerende vorm in van het bijvoeglijk naamwoord dat tussen haakjes staat:
(nullus) puero (2x)

Slide 13 - Open question

Vul de congruerende vorm in van het bijvoeglijk naamwoord dat tussen haakjes staat:
(fortis) regum

Slide 14 - Open question

-e- bij a-stam, -a- bij e-stam
-era-
-nt-
-re-
-tur-
-eri-
ptc. fut.
ptc. praes
con perf
con praes
con impf
ind plqpf
ind fut.ex.

Slide 15 - Drag question

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"laudabit"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum

Slide 16 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"laudatus sum"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 17 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"deleveris"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum exactum

Slide 18 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"delevero"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum exactum

Slide 19 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"laudarer"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum

Slide 20 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"delevisse"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum

Slide 21 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"laudetis"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum

Slide 22 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"delemur"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum

Slide 23 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"deleverimus"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 24 - Quiz

In welke tijd staat de werkwoordsvorm?
"laudaverant"
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 25 - Quiz

Geef de juiste vertaling van de werkwoordsvorm:
delebatis
(delere = verwoesten)

Slide 26 - Open question

Geef de juiste vertaling van de werkwoordsvorm:
laudem
(laudare = prijzen)

Slide 27 - Open question

Geef de juiste vertaling van de werkwoordsvorm:
delentur
(delere = verwoesten)

Slide 28 - Open question

Geef de juiste vertaling van de werkwoordsvorm:
deleveras
(delere = verwoesten)

Slide 29 - Open question

Geef de juiste vertaling van de werkwoordsvorm:
laudavisse
(laudare = prijzen)

Slide 30 - Open question