taal actief thema 1 les 7 groep 5

Thema les 7
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema les 7

Slide 1 - Slide

Doel van de les:
Je leert hoe zinnen langer kan maken met een 
wat-deel
waar-deel
wanneer-deel

Slide 2 - Slide

Het wat- deel vertelt wat er gebeurd
Het wat-deel vertelt wat er gebeurd in de zin.

Ellen eet een koek op het kleed.

Wat eet Ellen?
Een koek.
Een koek is een wat-deel in deze zin.

Slide 3 - Slide

De meisjes spelen.

Wat doen de meisjes?
De meisjes spelen.

Spelen is het wat-deel in deze zin

Slide 4 - Slide

Vader koopt een toeter.
Waar zie je het wat-deel?
A
vader
B
een toeter
C
koopt

Slide 5 - Quiz

De koets rijdt langzaam.
Waar zie je het wat-deel?
A
de koets
B
rijdt
C
langzaam

Slide 6 - Quiz

Het waar-deel in de zin vertelt iets over waar het gebeurd.

De koning woont in het paleis.
Waar woont de koning?
In het paleis.

Het paleis is dan het waar-deel.

Slide 7 - Slide

Moeder koopt brood bij de bakker.
Waar koopt moeder brood?
Bij de bakker.

Bij de bakker is dan het waar-deel.

Slide 8 - Slide

Ik ga op vakantie naar Frankrijk
Wat is het waar-deel?
A
ik
B
op vakantie
C
ga
D
Frankrijk

Slide 9 - Quiz

De auto's botsen op de kruising.
Wat is het waar-deel?
A
de auto's
B
de kruising
C
botsen

Slide 10 - Quiz

Het wanneer-deel vertelt iets over wanneer iest is gebeurd.

Gisteren ben ik op schoolreisje geweest.
Wanneer ben ik op schoolreisje geweest?
Gisteren.

Gisteren is dan het wanneer-deel.

Slide 11 - Slide

Wij gaan morgen naar het feestje.
Wanneer gaan wij naar het feestje?
Morgen.

Morgen is dan het wanneer-deel.

Slide 12 - Slide

Gisteren was het vakantie.
Waar zie je het wanneer-deel?
A
gisteren
B
was
C
vakantie

Slide 13 - Quiz

Ik ga samen met mijn broer volgende week logeren.
Waar zie je het wanneer-deel?
A
ik
B
mijn broer
C
volgende week
D
logeren

Slide 14 - Quiz

wat moet je weten?
We gaan nu alles oefenen.

Slide 15 - Slide

De dief steelt om 5 uur een ketting uit de winkel.
Waar zie je het wat-deel
A
de dief
B
5 uur
C
een ketting
D
de winkel

Slide 16 - Quiz

De meisjes speelden gisteren samen op het gras.
Waar zie het wanneer-deel?
A
de meisjes
B
speelden
C
gisteren
D
het gras

Slide 17 - Quiz

Volgende week geeft de juf les in het lab.
Waar zie je het waar-deel?
A
volgende week
B
de juf
C
geeft les
D
in het lab

Slide 18 - Quiz

Maak de zin langer met een wat-deel
Vader koopt........

Slide 19 - Open question

Maak de zin langer met een wat-deel
Moeder vertelt....

Slide 20 - Open question

Maak de zin langer met een waar-deel
Mijn zus loopt........

Slide 21 - Open question

Maak de zin langer met een waar-deel
Ik ga morgen ........

Slide 22 - Open question

Maak de zin langer met een wanneer-deel
Jan gaat...........een fiets kopen

Slide 23 - Open question

Maak de zin langer met een wanneer-deel
De klas krijgt...........een toets.

Slide 24 - Open question