Les 3 - Korstproducten (grond- en hulpstoffen + start productieproces)

Korstproducten - les 3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Koek en cakeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Korstproducten - les 3

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Jij:
  • kan de functie van de verschillende grond- en hulpstoffen toelichten
  • kan verklaren wat het effect is van het vervangen van grond- en/of hulpstoffen op het eindproduct
  • kent en begrijpt het productieproces van korstproducten en kunt dit ook toelichten

Slide 2 - Slide

3. Korstproducten
3.1. Leerdoelen
- Jij kan de functie van de verschillende grond- en hulpstoffen toelichten
- Jij kan verklaren wat het effect is van het vervangen van grond- en/of hulpstoffen op
het eindproduct
- Jij kent en begrijpt het productieproces van korstproducten en kunt dit ook toelichten
- Jij kan effecten op het eindproduct toelichten bij veranderingen in het productieproces
Korstproducten hebben een speciale plaats onder de banketproducten. De
‘bladerende werking’ kom je bij andere banketproducten niet tegen. Door de sterke
volumevergroting tijdens het bakken ontstaan producten die een mooi aanzien
hebben en ‘luchtig’ aandoen. Ze liggen niet zwaar op de maag en hebben een goede
smaak. De grondstoffen en bewerkingen hebben speciale zorg nodig om een goed
eindproduct te verkrijgen.
Voorbeelden
korstproducten

Slide 3 - Mind map

Korstdeeg wordt vaak gemaakt van grondstoffen in de verhouding:
Bloem : vet : water
100 : 90 : 60

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de grondstoffen van korstdeeg?
A
Vetstof, bloem, suiker, water
B
Vetstof, bloem, ei, suiker
C
Vetstof, bloem, water
D
Vetstof, ei, bloem

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Bloem
  • Zeeuwse bloem (zachte tarwe) vs tarwebloem (harde tarwe)
  • Waterbindend vermogen en verstijfselend vermogen
  • Ascorbinezuur

Slide 9 - Slide

Bloem
Aan bloem voor brood voegt de meelfabrikant ascorbinezuur toe. Bloem voor korstdeeg mag
echter geen ascorbinezuur bevatten, omdat deze stof verkleuring geeft bij invriezen (veel
korstdeeg wordt ingevroren). Voor de productie van korstproducten heb je een elastisch
deeg nodig. Je kunt het vergelijken met brooddeeg. De bloem moet dan veel
glutenvormende eiwitten bevatten.
Zoals eerder aangegeven moet het bloem een elastisch deeg kunnen vormen. Elasticiteit
wordt in een deeg vooral gevormd door het glutennetwerk. Tarwebloem bevat relatief veel
gluten en is dus zeer geschikt voor het maken van korstproducten. De eigenschappen die
het bloem moet hebben voor het bereiden van korstdeeg is:
- Een hoog waterbindend vermogen
- Zetmeel met een hoog verstijfselend vermogen
Het hoge waterbindende vermogen zorgt voor goede rekbare en elastische gluten.
Zeeuwse bloem is niet geschikt voor de product van korstdeeg. Zeeuwse bloem bevat veel
zacht tarwe dat veel water bevat. Daarnaast bevat het minder eiwitten van minder hoge
kwaliteit.
Vetstof
  • Tussen het deeg
  • Plastisch
  • Vetfilm
  • Boter     vs
       korstmargarine

Slide 10 - Slide

Vetstof
In korstproducten wordt de vetstof niet in het deeg gebracht door middel van kneden, maar
tussen het deeg gebracht. Dit wordt verder toegelicht onder het hoofdstuk bereiding. De
vetstof die gebruikt wordt bij de bereiding van korstproducten moet voldoende plastisch zijn.
Dit betekent dat het goed te vervormen en verplaatsen moet zijn. Het is van belang dat de
vetstof bij kamertemperatuur plastisch moet zijn, maar niet geheel gesmolten, anders gaat
het vet zich vermengen met het deeg.
Naast een goede plasticiteit is het ook van belang dat het vet een goede smaak en een vlak
smelttraject heeft. Ook mag het vet niet voor een vetfilm zorgen. Een vetfilm houdt een deel
van de smaak achter. Dit komt doordat een vet met een hoge smelttemperatuur, niet smelt
bij de lichaamstemperatuur. Hierdoor zullen de (in vet oplosbare) smaakstoffen niet
vrijkomen. Daarom mag van slechts enkele procenten van een vetstof het smeltpunt hoger
zijn dan de gemiddelde lichaamstemperatuur.
Voor het bereiden van korstdeeg kun je verschillende soorten vetstof gebruiken, bijvoorbeeld
boter en korstmargarine. Boter verdient wat de smaak en het aroma betreft de voorkeur.
Boter is in een te warme ruimte echter moeilijk te verwerken door het lage smeltpunt. Wel is
boter een plastisch en rekbaar, het is echter ook een prijzige grondstof. Je kunt boter ook
vervangen door korstmargarine. Korstmargarine is beter te verwerken en is speciaal gehard
in de fabriek, waardoor het smeltpunt hoger komt te liggen. Als je korstmargarine gebruikt in
plaats van boter, hoef je de receptuur niet te veranderen. Korstmargarine is speciaal
gevormd voor korstdeeg en is plastisch en rekbaar.
Voordat je de vetstof in het deeg verwerkt, moet je de vetstof eerst voorbewerken: je moet de
vetstof glad en kneedbaar maken. De vetstof wordt daardoor taaier en laat zich makkelijker
verdelen, waardoor de laagvorming minder snel beschadigd wordt.
Vetstof die tijdens het toeren tussen de deeglaagjes is gebracht, smelt tijdens het bakproces:
deeglaagjes komen los op elkaar te liggen en uit elkaar geduwd. Een goede verdeling van
vetstof in het deeg is belangrijk voor het gelijkmatig omhoog komen. Vetstof zorgt ook voor
brosheid (te weinig vet: harder eindproduct. )
De laatste grondstof is water. Wat is de juiste temperatuur van water en waarom?

Slide 11 - Open question

Water
De laatste grondstof van korstdeeg is water. Het water dat je gebruikt, moet koud zijn.
Wanneer je lauw water zou gebruiken, wordt de deegtemperatuur te hoog en daardoor wordt
het deeg slap en moeilijk te verwerken. Een te hoge watertemperatuur heeft ook invloed op
de vetstof (smelten). Het water in het deeg bevordert het mengen. Daarnaast zorgt het water
ervoor dat er stoom in de oven wordt gevormd en dat de laagjes deeg omhoog geduwd
worden.
Water
  • Koud
  • Mengen bevorderen
  • Verdampen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hulpstoffen
  • Broodverbetermiddel
  • Eidooiers of eieren
  • Enzymen
  • Emulgatoren
  • Kleurstof (geel)
  • Melkpoeder
  • Sojabloem
  • Zetmeel
  • Zout

Slide 13 - Slide

Hulpstoffen
Als hulpstoffen kun je nemen broodverbetermiddel, eidooiers of eieren, enzymen,
emulgatoren, kleurstof (geel), melkpoeder, sojabloem, zetmeel en zout.
Deegbereiding
  • Twee halffabrikaten
  • Korstdeegzetten
               1. Hollandse methode
               2. Franse methode

Slide 14 - Slide

Toeren algemeen
Toeren betekent: een aantal keren uitrollen en vouwen. Door het uitrollen wordt het deeg
langer en tegelijk dunner, doordat het wordt gerekt en gedrukt. Tussen het rekken en
drukken moet er een goed evenwicht zijn; daarom moet het deeg in etappes worden
uitgerold.
De korsttoermachine moet goed zijn afgesteld:
– Als je te dun uitrolt, loop je kans op ongewenste versmering (vermenging) van
vetstof en deeg.
– Als je te dik uitrolt, ontstaan er dikke lagen vetstof in het deeg.
Uitrollen, opvouwen, kwartslag draaien, uitrollen en vouwen is één toer. De manier van
opvouwen en de
vetverdeling tussen de deeglaagjes hebben invloed op het eindproduct. We
onderscheiden twee basismethoden, waarvan andere methoden zijn afgeleid:
1. de Hollandse methode;
2. de Franse methode.
Hollandse vs Franse methode
Aan de slag
  • Maak een overzicht van de verschillen tussen de Hollandse en de Franse methode
  • Benoem de drie belangrijkste verschillen
  • Geef de definitie van het begrip toeren


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hollandse methode
Franse methode

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Jij:
  • kan de functie van de verschillende grond- en hulpstoffen toelichten
  • kan verklaren wat het effect is van het vervangen van grond- en/of hulpstoffen op het eindproduct
  • kent en begrijpt het productieproces van korstproducten en kunt dit ook toelichten

Slide 17 - Slide

This item has no instructions