Dinsdag 23 mei 2023

Dinsdag 23 mei 2023
08.30 - 09.10 uur 
lezen  
12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.10 - 10.10 uur 
rekenen
12.40 - 13.30 uur 
De papegaai en de pauw
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
keuze
10.30  - 11.20  uur  
woordenschat thema toekomst
11.30 - 12.10 uur
disk zelfstandig werken

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Dinsdag 23 mei 2023
08.30 - 09.10 uur 
lezen  
12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.10 - 10.10 uur 
rekenen
12.40 - 13.30 uur 
De papegaai en de pauw
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur
keuze
10.30  - 11.20  uur  
woordenschat thema toekomst
11.30 - 12.10 uur
disk zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Lezen 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 4 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Overtuigen.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 5 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 6 - Slide

De papegaai en de pauw

Slide 7 - Slide

Rekenen

Slide 8 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Toekomst.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 9 - Slide

recent
  • als iets kort geleden is gebeurd/recentelijk
  • pas geleden
  • heeft te maken met: tijd
  • tegenstelling: lang geleden, vroeger
  • Zin: De leerlingen hebben recent de toetsen gemaakt.
  • Zin: Het is nog maar recent dat het coronavaccin is ontwikkeld.
  • Zin: Deze mensen zijn recentelijk getrouwd.

Slide 10 - Slide

riant

  • groot of veel of ruim
  • synoniem: royaal
  • tegenstelling: klein, weinig
  • Zin: De voetballer verdient een riant salaris.
  • Zin: Ik zou het heel fijn vinden om in een riant                                                    huis te kunnen wonen.

Slide 11 - Slide

vergoeden

  • geld geven omdat iemand iets heeft gedaan
  • meestal niet zo'n groot bedrag/niet zo veel geld
  • soms krijg je iets als je klusjes doet.
  • niet hetzelfde als salaris: dat is bij een baan
  • de vergoeding
  • Zin: Als je stage loopt, krijg je soms een vergoeding.
  • Zin: Ik zou het fijn vinden als de buurman vergoedt wanneer ik iets voor hem doe.

Slide 12 - Slide

het toeval

  • dingen die tegelijkertijd gebeuren, terwijl het niet is afgesproken 
  • je het kunt  niet voorspellen wat er gaat gebeuren, niet van te voren bedenken;
  • synoniem: toevallig
  • Zin: Het was toeval dat de meisjes elkaar tegenkwamen op straat. 
  • Zin: Mijn fiets kreeg een lekke band, daar kon ik niets aan doen, het was toeval.

Slide 13 - Slide

het verzoek

  • de vraag om iets te doen of juist niet te doen
  • synoniem: de vraag/ de aanvraag
  • werkwoord: verzoeken/ een verzoek doen;                                                                ik verzoek je/ ik doe je een verzoek              vt: ik verzocht je ......
  • Zin: De directeur verzoekt het personeel op tijd te komen.
  • Zin: Ik doe jullie een dringend verzoek: maak goede aantekeningen!

Slide 14 - Slide

Waar zie je een voorbeeld van:
het toeval
A
Ik spreek met mijn vriendin af dat wij samen koffie gaan drinken.
B
Ik ben in de stad en kom mijn vriendin tegen. We hadden niet afgesproken om elkaar te ontmoeten!

Slide 15 - Quiz

Wat is een ander woord voor:
riant

Slide 16 - Open question

Wat bedoelen we met het woord:
recent
A
iets van de toekomst
B
iets van het verleden
C
iets wat nooit is geweest
D
iets van deze tijd

Slide 17 - Quiz

In welke zin wordt het woord
vergoeden (vergoeding)
goed gebruikt?
A
Ik heb gewerkt. Daarom moet ik een vergoeding krijgen.
B
Het salaris is hetzelfde als een vergoeding.
C
Ik moet mijn boodschappen vergoeden.
D
Mijn fiets is kapot. Dat heeft mijn vriend gedaan. Hij moet het vergoeden.

Slide 18 - Quiz

Welk verzoek heb jij aan je docent?

Slide 19 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 20 - Slide

Hij heeft heel ............... zijn rijbewijs gehaald.

Slide 21 - Open question

Die filmsterren wonen in een .................. woning.

Slide 22 - Open question

Is ..... ................... dat ik jou hier nu tegenkom?

Slide 23 - Open question

De verzekering ........................ de schade aan mijn auto.

Slide 24 - Open question

Ik wil jou een ........................ doen. Wil je mij helpen?

Slide 25 - Open question

Zinnen maken

We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: recent, riant, vergoeden, het toeval en het verzoek

Slide 26 - Slide