Woensdag 12 juni

Woensdag 12 juni 2024
08.30 - 09.20 uur Inloop
lezen en woord uitleggen

12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur 
woordenschat thema toekomst

12.40 - 13.30 uur 
toekomst - kwaliteiten / beroepen
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur 
vrij :)
10.30 - 11.20 uur 
Engels
11.20 - 12.10 uur 
disk - zelfstandig werken thema toekomst
kwaliteiten kaartjes


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woensdag 12 juni 2024
08.30 - 09.20 uur Inloop
lezen en woord uitleggen

12.10 - 12.40 uur Pauze
09.20 - 10.10 uur 
woordenschat thema toekomst

12.40 - 13.30 uur 
toekomst - kwaliteiten / beroepen
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 - 14.20 uur 
vrij :)
10.30 - 11.20 uur 
Engels
11.20 - 12.10 uur 
disk - zelfstandig werken thema toekomst
kwaliteiten kaartjes


Slide 1 - Slide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Toekomst

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 2 - Slide

geduldig 

  • wanneer je rustig wacht op wat er gebeuren gaat, zonder dat je dat vervelend vindt. 
  • tegenstelling: ongeduldig
  • Iemand is geduldig; ik ben geduldig, jij bent geduldig, wij zijn geduldig
  • zelfstandig naamwoord: het geduld
  • Zin: De geduldige mevrouw wachtte rustig in de rij bij de kassa.
  • Zin: Als je docent bent moet je veel geduld hebben, maar soms is het geduld op!

Slide 3 - Slide

de eis

  • iets waarvan je vindt dat het zeker/absoluut moet gebeuren, 
  • meervoud: de eisen
  • werkwoord: eisen stellen                                                                         ik stel eisen, jij stelde eisen, wij hebben eisen gesteld
  • Zin: De docent stelt eisen aan de opdracht.
  • Zin: De opdracht is goed als aan de eisen is voldaan.

Slide 4 - Slide

beheersen



  • kennen of kunnen
  • beheersen: je weet iets = kennen
  • beheersen: je kunt iets (doen)= kunnen
  • Zin: Ik ken de woordenschat van het thema nu goed, ik beheers de betekenis van de woorden. 
  • Zin: Ik beheers de voetbalsport want ik kan het vaak oefenen.

Slide 5 - Slide

ingaan op
(scheidbaar werkwoord; ww)
  • reageren op iets door er aandacht aan te geven
  • een voorstel/verzoek accepteren
  • op iets ingaan
  • ww: ik ga in op....., ik ging in op......., ik ben ingegaan op......
  • Zin:: De leerling gaat in op iets wat de docent zegt.
  • Zin: Ik vond het voorstel om naar de film te gaan leuk, ik ben ingegaan op zijn uitnodiging.

Slide 6 - Slide

de verpleging

  • zorgen voor zieke mensen als beroep (als je werk)
  • beroep: de verpleegster (vrouw) /de verpleger  (man)
  • werkwoord: verplegen                                                                                                          ik verpleeg, ik verpleegde, ik heb verpleegd
  • Zin: Ik vind werken in de verpleging een mooi beroep, ik heb daarvoor verpleegkunde gestudeerd.
  • Zin: In het ziekenhuis worden steeds minder coronapatiënten verpleegd.

Slide 7 - Slide

Als je voldoet aan de eis dan
A
Doe je een paar dingen van de opdracht.
B
Heb je de opdracht gedaan zoals die gevraagd wordt.
C
Doe je helemaal niets.

Slide 8 - Quiz

Welk voorzetsel hoort bij
ingaan .........
A
met
B
bij
C
in
D
op

Slide 9 - Quiz

Als je ingaat op een verzoek dan......
(Er zijn meer goede antwoorden)
A
accepteer je het verzoek.
B
reageer je op het verzoek.
C
geef je er aandacht aan.
D
dan weiger je het verzoek.

Slide 10 - Quiz

beheersen
is dat je ....................

A
iets bedenkt.
B
iets kent.
C
iets kunt.
D
iets doet.

Slide 11 - Quiz

Als je geduldig bent dan........
(er zijn twee goede antwoorden)
A
dan wacht je liever niet.
B
wacht je rustig op je beurt.
C
kun je goed wachten.
D
vind je het moeilijk om op je beurt te wachten.

Slide 12 - Quiz

Verpleging heeft te maken met ........
A
jonge mensen
B
oude mensen
C
gezonde mensen
D
zieke mensen

Slide 13 - Quiz

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 14 - Slide

Je moet ................. zijn. Het kan nog wel even duren.

Slide 15 - Open question

Als de opdracht goed is uitgevoerd, is er aan ..... ........ voldaan.

Slide 16 - Open question

................ je! Het komt wel goed.

Slide 17 - Open question

De mensen van ...... ...................... doen heel goed werk.

Slide 18 - Open question

Je moet er niet .... ................, het helpt toch niets.

Slide 19 - Open question

Zinnen maken

We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: de verpleging, geduldig,
de eis, beheersen en ingaan op.

Slide 20 - Slide

Pauze
timer
30:00

Slide 21 - Slide

Engels
De docent vertelt wat we vandaag gaan doen.

Good luck!

Slide 22 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema toekomst.


Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 23 - Slide

Pauze
timer
30:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide