- 1.9: Je weet hoe je de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud en meervoud vormt;
- 1.9: Je weet wanneer je leestekens gebruikt: punt, vraagteken, uitroepteken, komma, aanhalingstekens;
- 2.9: Je weet hoe je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spelt;
-2.9/3.9: Je weet hoe je het meervoud van zelfstandige naamwoorden spelt;
-3.9: Je weet hoe je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spelt.