All Right Unit 5 adjectives & adverbs

Adverbs  Adjectives  
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Adverbs  Adjectives  

Slide 1 - Slide

Adjectives and adverbs
Wat zijn adjectives? 
Wat zijn adverbs? 

Slide 2 - Slide

Adjectives

loud
slow
dangerous
bad
easy

Adverbs

loudly
slowly
dangerously
badly
easily

Slide 3 - Slide

Adjectives & adverbs

Slide 4 - Slide

Voorbeeldzinnen van adjectives:
zie page 213 in your book- wat is het bijvoeglijk naamwoord (=adjective) in deze zin?
1. My dad is a strong man
2. That's a sweet cat
3. The weather is nice

Slide 5 - Slide

Voorbeeldzinnen van adverbs. Wat is het bijwoord?
1. He talks clearly
2. I always walk slowly
3. My grandma is a really smart woman
4. That's an incredibly sweet cat
5. He talks really clearly
6. I always walk terribly slowly
7. Fortunately, we were on time
8. Slowly he began to understand

Slide 6 - Slide

Wat is een adjective?
A
Een bijwoord
B
Een bijvoeglijk naamwoord
C
Een lidwoord
D
Een zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quiz

Een Adjective zegt iets over...
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoegelijk naamwoord
D
Onderwerp

Slide 8 - Quiz

Wat is een adverb?
A
Een bijwoord
B
Een bijvoeglijk naamwoord
C
Een lidwoord
D
Een zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

An adverb (=bijwoord) zegt iets over:
A
een voorzetsel, een vraagwoord
B
een werkwoord, een bijv.naamwoord, een bijwoord, een hele zin

Slide 10 - Quiz

Het juiste adverb voor 'silent' is ...
A
silentely
B
silently

Slide 11 - Quiz

Het juiste adverb voor 'good' is ...
A
goodly
B
better
C
best
D
well

Slide 12 - Quiz

Wat is het juiste bijv.nmw (=adjective)?
He is an incredible/incredibly man
A
incredible
B
incredibly

Slide 13 - Quiz

Wat is het juiste bijv.nmw (=adjective)?
It is a really/real story
A
really
B
real

Slide 14 - Quiz

The bus drives real/ really slowly
A
really
B
real

Slide 15 - Quiz