Blok 5

Blok 5
1 / 40
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Blok 5

Slide 1 - Slide

Welk getal is het antwoord?
21
12
18
34
23
19
27
13
17
11

Slide 2 - Drag question

Inleiding
In de wiskunde zullen we vaak werken met letters. Deze letters gebruiken we om formules en vergelijkingen op te lossen.
We noemen al die letters variabelen.

We gaan kijken naar formules en vergelijkingen met variabelen.





Slide 3 - Slide

Welk teken kun je lezen tussen een getal en een letter, bijvoorbeeld 4b?
A
x
B
+
C
:
D
-

Slide 4 - Quiz

Welk van de volgende bewerkingen reken je altijd als eerste uit?
A
x
B
:
C
-
D
(...) Wat tussen de haakjes staat

Slide 5 - Quiz

Geef alle variabelen in de
formule hieronder
q = 12y + 2m + 3
A
y, m
B
q, y, m
C
y, m, 3
D
q, y, m, 3

Slide 6 - Quiz

Welke van de vier formules
is niet gelijk aan:
w = 16 - 4a


A
16 - 4a = w
B
-4a + 16 = w
C
w = 4a - 16
D
w = -4a + 16

Slide 7 - Quiz

Waar is de formule op een goede manier zo kort mogelijk gemaakt:
200 - uren x 2,5 = lengte kaars
A
k = 200u - 2,5
B
k = 200 - 2,5u
C
200 - 2,5uur = lengte
D
k = 200 - u2,5

Slide 8 - Quiz

Maak de volgende woordformule
zo kort mogelijk:
aantal maanden x 1,50 - 30 = winst
A
a x 1,5 - 30 = w
B
50a - 30 = w
C
w = a1,50 - 30
D
w = -30 + 1,5a

Slide 9 - Quiz

Vereenvoudig de volgende formule
b = -100 - 10m - 3m + 40
A
140 - 13m
B
-60 -13m
C
-140 - 13m
D
-73m

Slide 10 - Quiz

Vergelijkingen en formules
De letter(s) waarvan je de waarde niet weet 
noemen we een variabele.

Een formule heeft twee variabelen.           = 3 + 2
Een vergelijking heeft één variabele.         8 = 3 + 2

In een formule kun waarden invullen en uitrekenen

Slide 11 - Slide

Gegeven is de formule:
A = 5n+2
Bereken A als n=3
A
53 + 2 = 55
B
5 + 2 =7 x 3 = 21
C
5 x 3 + 2 = 17
D
5 x 3 + 2 = 5 x 5 = 26

Slide 12 - Quiz

Gegeven de formule
P = 10 + 7n
Bereken P als n = 5
A
35
B
45
C
17
D
23

Slide 13 - Quiz

gegeven de formule
B = 4r + 20
bereken B als r = 6

Slide 14 - Open question

gegeven de formule
T = -15 + 3a
bereken T als a = 11

Slide 15 - Open question

gegeven de formule
y = 7x +5
bereken y als x = 6

Slide 16 - Open question

gegeven de formule
p = -4(q+8)
bereken p als q=2

Slide 17 - Open question

Vergelijkingen en formules
De letter(s) waarvan je de waarde niet weet 
noemen we een variabele.

Een formule heeft twee variabelen.           = 3+ 2
Een vergelijking heeft één variabele.         8 = 3+ 2
Een vergelijking kun je oplossen door de waarde van de variabele te berekenen. 

Slide 18 - Slide

bekijk deze uitleg goed. 
Lees goed:

Slide 19 - Slide

Los de volgende vergelijking op:
a + 3 = 13
A
a= 2
B
a = -10
C
a = 16
D
a = 10

Slide 20 - Quiz

Los de volgende vergelijking op:
8a = 16
A
a= 8
B
a = 24
C
a = 2
D
a = -8

Slide 21 - Quiz

Los de volgende vergelijking op:
a - 4 = 11
A
a= 8
B
a = 7
C
a = 15
D
a = 10

Slide 22 - Quiz

Los de volgende vergelijking op:
-5a = 30
A
a= 6
B
a = -6
C
a = 25
D
a = -25

Slide 23 - Quiz

Los de volgende vergelijking op:
5a + 10 = 35
A
5a = 25 a= 5
B
5a = 45 a = 9
C
5a = -25 a= -5
D
5a = -45 a = -9

Slide 24 - Quiz

Los de volgende vergelijking op:
2a + 10 = 24
A
2a = 34 a= 17
B
2a = 14 a = 7
C
2a = 240 a= 120
D
2a = 14 a = 12

Slide 25 - Quiz

Los de volgende vergelijking op
22 = 5q + 2
A
q = 1
B
q = 3
C
q = 2
D
q = 4

Slide 26 - Quiz

los de volgende vergelijking op
100 = 40a + 20

A
a = 270
B
kan niet
C
a = 4,5
D
a=2

Slide 27 - Quiz

Los de volgende vergelijking op
3q + 4 = 10

A
q = 1
B
q = 3
C
q = 2
D
q = 4

Slide 28 - Quiz

sleep de oplossing naar de vergelijking
15 = 3k - 6
40 = 4k + 20
33 - 7k = 12
k = 3
k = 5
k = 7

Slide 29 - Drag question

Los de volgende vergelijking op
5A + 16 = 36
A = ?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 30 - Quiz

Los de volgende vergelijking op
2P + 10 = 16
P =?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 31 - Quiz

Los de volgende vergelijking op
2Q + 30 = 60
Q = ?
A
10
B
15
C
30
D
45

Slide 32 - Quiz

Los de volgende vergelijking op
18 - 2D = -2
D = ?
A
4
B
5
C
8
D
10

Slide 33 - Quiz

Los op
2x + 7 = 15

Slide 34 - Open question

Los op
3x + 12 = 27

Slide 35 - Open question

Los op
5x - 7 = 33

Slide 36 - Open question

Een vissenkom kost 26 euro, voor een goudvis betaal je 3 euro.
Sjors koopt voor 38 euro een vissenkom met vissen.
Hoeveel vissen heeft hij gekocht?

Slide 37 - Open question

Eenraam kost €2,00 om schoon te maken en de voorrijkosten zijn €120.
De rekening is €260.
Bereken hoeveel ramen er zijn gewassen.

Slide 38 - Open question

Welk getal is het antwoord?
100
-15
15
-25
25
5
-55
55
-75
75

Slide 39 - Drag question

Klaar!

Slide 40 - Slide