Les 4 1S Debatteren

ZRGVEPL419AK
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen vandaag 
Je kan een debat voeren m.b.v. argumenten



 

Slide 3 - Slide

Wat gaan we leren en wat gaan we doen?
Wat is het verschil tussen een debatteren en discussiëren?

  • vandaag opdracht 3: debatteren
  • je kunt je eigen standpunt presenteren en verdedigen
  • Je kunt het standpunt van de tegenpartij aanvallen
  • Je kunt kritisch luisteren en oordelen
  • Je kunt snel reageren op wat de tegenpartij naar voren brengt

Volg/maak de opdracht en zet je antwoorden op papier en lever het bij mij in

Slide 4 - Slide

Doel & vorm
            = Gesprek tussen gelijkwaardige mensen
                    = Gesprek met regels waarbij je een stelling verdedigt of bestrijdt.
                         = Gesprek tussen meerdere partijen waarbij ze elkaar van elkaars standpunt proberen te overtuigen

Debat
Dialoog
Dia = Grieks voor 'door' of 'via'
Logos = Grieks voor 'rede', 'taal' of 'woord'.

Discussie

Slide 5 - Slide

Discussie
Bij een discussie gaat het niet om het krijgen van gelijk, maar om te kijken naar wat het probleem is, wat oorzaken kunnen zijn en wat er voor oplossingen mogelijk zijn.

Slide 6 - Slide

Debat
Een debat is een discussie tussen twee partijen over een stelling.

De ene partij staat positief tegenover de stelling en is het hier dus mee eens.
De andere partij staat negatief tegenover de stelling en is het hier dus mee oneens.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Debat
Bij een debat krijg je tijd om onderzoek te doen.
Je kunt op zoek gaan naar feiten die passen bij de mening van de partij die jij vertegenwoordigt.
Daarnaast bedenk je welke argumenten de tegenpartij zou kunnen geven, zodat je daarop kunt reageren.

Slide 9 - Slide

Welke 2 zaken heb je nodig voor een debat?

  • Feiten die passen bij de mening van de partij die jij vertegenwoordigt.
  • Argumenten die de tegenpartij zou kunnen geven, zodat je daarop kunt reageren.

Slide 10 - Slide

Waaruit bestaat het debat?

Slide 11 - Slide

  • standpunt 

Slide 12 - Slide

  • onderbouwing 

Slide 13 - Slide

  • tegenargumenten 

Slide 14 - Slide

  • weerlegging 

Slide 15 - Slide

Oefenen
Om je voor te bereiden op het debat is het goed om naar het filmpje te kijken en te kijken of je de onderstaande vragen kunt beantwoorden.

Slide 16 - Slide

Maak aantekeningen
1. Wat is Lubach zijn standpunt?
2. Welke tegenargumenten worden genoemd?
3. Hoe weerlegt Lubach deze tegenargumenten? 

Je hoeft het dus niet eens of oneens  met Lubach te zijn.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Wat is Lubach zijn standpunt?

Slide 19 - Open question

Welke argumenten TEGEN zijn stelling worden genoemd?

Slide 20 - Open question

Hoe weerlegt Lubach deze tegenargumenten?

Slide 21 - Open question

Aan de slag
- Vrijdag 1 april heeft ieder groepje een stelling gekozen en heeft ieder tweetal argumenten voor of tegen bedacht: mail mij jullie stelling en argumenten.
- Daarna gaat ieder tweetal zich voorbereiden op het debat dat volgende week 4 april en 8 april plaatsvindt.
- Mocht je vastlopen of vragen hebben, dan kun je mij mailen.

Slide 22 - Slide

ZRGVEPL419AK
Debat voeren 

Slide 23 - Slide

Opdracht
-  Verzamel informatie over het onderwerp.
- Formuleer drie argumenten die bij jullie standpunt passen:                    denk aan de toelichting!
- Bedenk met welke argumenten de anderen zou kunnen komen en bereid je erop voor om dit argument te weerleggen.


Slide 24 - Slide

Hoe ziet het debat eruit?
-Ronde 1: je krijgt per persoon 1 minuut spreektijd. Hierin overtuig je de anderen van jouw standpunt met tenminste 1 argument. 
- Ronde 2: je krijgt weer per persoon 1 minuut spreektijd. Hierin reageer je op de argumenten van de andere groep. Je moet proberen hun argumenten te ontkrachten door bijvoorbeeld tegenargumenten te geven.


Slide 25 - Slide

Regels tijdens het debat 
  • Tijdens de rondes spreken jij en je teamgenoot om de beurt.
  • Er is slechts één iemand aan het woord, ook de jury is stil
  • Als je het woord hebt, ga je staan
  • Je mag elkaar tijdens het hele debat niet in de rede vallen.
  • Blijf bij jouw standpunt, laat je niet overhalen!
  • De jury heeft altijd gelijk



Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Stappenplan debatteren:
1. Vier groepjes (nummers 1 t/m 4)
2. Samen strategie bepalen 
             -o.a. wie begint? 
3. Debat voeren
6. Andere twee groepen beoordelen debat (schrijven!) op basis van: Teamwork, argumentatie en presentatie

Slide 28 - Slide

Overige mogelijke dia's

Slide 29 - Slide

Wat ga je doen?
- Je voert met 2 klasgenoten een debat over een stelling.
- Je kiest met je groepje een stelling over het onderwijs/over je beroepskeuze/actueel nieuws.
- Kies 2 studenten die het eens zijn (partij 1) met de stelling.
- Kies 1 student die het oneens is (partij 2) met de stelling.


Slide 30 - Slide

Hoe ziet het debat eruit?
- Tijdens de rondes spreken jij en je teamgenoot om de beurt.
- Je mag elkaar tijdens het hele debat niet in de rede vallen.
- 1 persoon uit de klas is de debatleidster: zij verdeelt de beurten en houdt de tijd in de gaten.
- Op bladzijde 263 van het werkboek zie waar je tijdens het debat op moet letten en waar je op beoordeeld wordt.
- Iedereen is in de les aanwezig. De klas wijst aan het einde van het debat het team aan wat het meest overtuigend was.


Slide 31 - Slide

Wat ga je doen?
- Je voert met 4 klasgenoten een debat over een stelling.
- Je kiest met je groepje een stelling over het onderwijs/over je beroepskeuze/actueel nieuws. Stelling staat in het boek
-  2 studenten zijn het eens (partij 1) met de stelling.
- 2 studenten zijn het oneens (partij 2) met de stelling.
- Vanaf hier werk je in tweetallen, want je moet niet van te voren op de hoogte zijn van de argumenten van de andere partij.

Slide 32 - Slide

Vorige lessen:
Mening
Feit
Argument
Discussie

Slide 33 - Slide

Mening
Als je je mening onder woorden wil brengen, maak je gebruik van beoordelingswoorden.
Bij Nederlands een boekbespreking gebruik je bv (let op de tegenstellingen)

  • spannend, boeiend - saai
  • moeilijk - makkelijk
  • kinderachtig - geschikt voor mijn leeftijd
  • verrassend - voorspelbaar

Slide 34 - Slide

verschil mening en feit
feit = informatie
mening = wat je vindt

Slide 35 - Slide

Argument
argument = een uitspraak die iemand aanvoert om een ingenomen standpunt te rechtvaardigen of te verantwoorden.

Of met andere woorden:
Het onderbouwen van een standpunt.
Een reden (of een grond.)

Slide 36 - Slide

Voorbeeld
Zullen we afspreken?
Nee, want ik heb huiswerk.

'want ik heb huiswerk' is een reden waarom je niet kunt afspreken. Dat noemen we een argument.

Slide 37 - Slide

Discussie
Een discussie is een vorm van bespreking, zoals een gesprek of andere vorm van communicatie, tussen twee of meer partijen over een bepaald onderwerp, waarbij de partijen elkaar van een bepaald standpunt proberen te overtuigen.

Slide 38 - Slide

Deze les:
Hoe moet je discussieren?
Waar moet je op letten?

Slide 39 - Slide

Gelijkwaardigheid
Gelijkwaardigheid is in iedere discussie van het grootste belang, wees je daarom bewust van je uitstraling en optreden. Wees ook kritisch op jezelf.

Slide 40 - Slide

Een discussie leiden:
De belangrijkste kerntaken van een discussieleider:
  • zorg dat iedereen naar elkaar luistert,
  • dat iedereen de ruimte krijgt om zijn zegje te doen,
  • dat iedereen de ruimte krijgt om zijn bijdrage te beargumenteren,
  • dat er niet van de hoofdlijn van de discussie afgeweken wordt.

Slide 41 - Slide

Goed luisteren
Luister goed en bedenk alvast een aantal argumenten wanneer je iets hoort waar je niet mee akkoord gaat. Probeer er wel voor te zorgen dat je blijft luisteren. Luisteren betekent uiteraard ook dat je elkaar laat uitpraten en niet begint te lachen over elkaars ideeën. Luister bovendien niet alleen met je oren, maar ook met je lichaam. Als je discussiepartner het idee heeft dat jij er ongeïnteresseerd bij staat, dan werkt dit niet mee aan een goede discussie. Dus: 'Luister goed naar elkaar; let hierbij ook op de niet-verbale communicatie.

Slide 42 - Slide

Argumentatie
Wil je een aantal argument aanhalen voor jouw standpunt, zorg er dan voor dat jouw argumentatie goed is opgebouwd. Maak hiervoor gebruik van woorden als 'want', 'daarom' en 'bovendien' zodat je gesprekpartners duidelijk kunnen volgen wat je precies wilt zeggen. Je argument kan sterker gemaakt worden door voorbeelden of cijfermateriaal (waarvan je weet dat ze juist zijn) aan te halen.

Slide 43 - Slide

Gelijk hebben?
Hoewel je argumenten goed opgebouwd kan zijn, kan het voorkomen dat je discussiepartners het hier niet mee eens zijn. Dit hoeft ook niet. Probeer je 'tegenstander' dan ook niet van jouw gelijk te overtuigen, maar zorg ervoor dat jouw standpunt duidelijk is. Samen werken, samen leren: 'Ga er in de discussie niet vanuit dat jouw oplossing of mening per se de beste is.

Slide 44 - Slide

Einde discussie
Als je discussiepartner inhoudelijke kritiek levert waar je wat mee kunt, dan kun je daar meer opheldering over vragen.

Als je beiden een ander standpunt blijft houden, dan is het tijd om het eens te zijn over het feit dat jullie het niet eens zijn!

Slide 45 - Slide

Zelfvertrouwen
Als je een discussie voert, voel je je meestal nauw betrokken bij het onderwerp. Toch worden sommige mensen snel van hun stuk gebracht doordat ze over te weinig zelfvertrouwen beschikken. Breng je standpunt en argumentatie dus met een grote portie zelfvertrouwen en haal je eigen mening niet onderuit door twijfelwoorden als ‘misschien’ of ‘eventueel’ te gebruiken. Praat bovendien niet te snel zodat je gesprekspartners duidelijk kunnen volgen waar jij het over hebt.

Slide 46 - Slide

Do's

  - Laat elkaar altijd uitpraten
   - Straal zelfvertrouwen uit
- Gebruik overtuigende argumenten
- Gebruik voorbeelden en/of cijfermateriaal
Don'ts

- Lachen over elkaars uitspraken
- Praat niet te snel

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Video

http://www.debatindeklas.nl/debatvormen/amerikaans-parlementair/

http://www.debatbond.nl/handleidingen/apbp-handboeken/

Slide 49 - Slide

Voorstander 1 Definieert de stelling
Brengt de argumenten voor de stelling

Slide 50 - Slide