Les 4 feit, mening, objectief, subjectief, hoofdzaken enbijzaken PW

Nederlands 
Feiten en meningen
Subjectief en objectief
Hoofdzaken en bijzaken

Theorie samenvatting (ook luisteren)
taalblokken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands 
Feiten en meningen
Subjectief en objectief
Hoofdzaken en bijzaken

Theorie samenvatting (ook luisteren)
taalblokken

Slide 1 - Slide

Terugblik
tekstsoorten en tekstdoelen
leesstrategieën 
onderwerp en hoofdgedachte
inleiding, kern, slot
tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Slide

feiten en meningen
Feit = het is zo
Je kan controleren of het waar/niet waar is
objectief

Mening = wat iemand vindt
je kunt er mee eens/oneens zijn
subjectief

Slide 3 - Slide

Argumenten
Je onderbouwt je mening met argumenten
een tegenargument gebruik je als je het er niet mee eens bent. 

Drogredenen zijn onjuiste argumenten

Slide 4 - Slide

Voorbeelden drogredenen
- Overhaaste generalisatie: Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond. 
- Verkeerde vergelijking:Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?
Onjuiste oorzaak/gevolg: Sinds het verboden is om te appen op te fiets, zijn er minder dodelijke verkeersongevallen geweest. Appen op de fiets zorgt dus voor veel doden.

Slide 5 - Slide

Het is koud
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 6 - Quiz

Hij gaat 3x per dag naar het toilet.
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 7 - Quiz

Mevrouw geeft aan haar kinderen vaker te willen zien
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 8 - Quiz

1. Het bevat zoetstoffen
2. Dat vind ik lekker
A
beide subjectief
B
beide objectief
C
1 subjectief 2 objectief
D
1 objectief 2 subjectief

Slide 9 - Quiz

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 10 - Quiz

Hoofdzaak
Bijzaak
Hij vertelt ook welke kleur trui iemand aan heeft.
De app herkent producten uit de supermarkt.
Daarop kan je telefoon vrij secuur vertellen wat je voor je neus hebt.
De blinden laten zien lukt wel heel aardig.

Slide 11 - Drag question

Wat is de functie van de bijzaken in deze tekst? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Ze geven argumenten bij een stelling.
B
Ze geven extra informatie over het onderwerp.
C
Het zijn voorbeelden.
D
Het zijn grapjes om de tekst leuker te maken.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

HOOFDZAAK
BIJZAAK
1. We kiezen er steeds vaker voor om onze boodschappen niet zelf te sjouwen, maar het gewoon thuis te laten bezorgen.
2. Maaltijdboxen zien hun aantal klanten groeien.
3. In totaal heeft 1 op de 10 Nederlanders weleens gebruik gemaakt van één van de maaltijdboxen.

Slide 14 - Drag question

HOOFDZAAK
BIJZAAK
6. Maar betekent dit het einde van de fysieke winkel? Dat niet.
4. Ook online je dagelijkse boodschappen bestellen zit in de lift.
5. Nederland staat Europees gezien zelfs op plek één met online boodschappen doen.

Slide 15 - Drag question

Boodschappen bestellen en zelf naar de winkel gaan, leeft in Nederland nog prima naast elkaar.
Wat kun je zeggen over deze zin?
A
Het is een hoofdzaak omdat het de laatste zin is van het filmpje.
B
Het is een bijzaak omdat het herhaalt wat al gezegd is.
C
Het is een bijzaak omdat het een voorbeeld is.
D
Het is een hoofdzaak omdat de zin een conclusie van het filmpje geeft.

Slide 16 - Quiz

Bijzaken zijn minder belangrijke zaken, deze kun je eventueel weglaten uit een tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Aan de slag
Bekijk de theorie in Teams 
Kanaal Nederlands: document lezen en luisteren (alle informatie voor de toets wat je moet weten en kunnen toepassen, ook voor de luistertoets)




Slide 18 - Slide

Taalblokken
Wat je afgerond moet hebben is: 01 t/m 04
Voor deze week 05 en 06
Volgende week 07 en 08

Slide 19 - Slide

Toetsing
Luisteren week 25: 15 t/m 19 juni
Lezen week 26: 22 t/m 26 juni

Taalblokken 19 juni afgerond bouwstenen 01 t/m 08 lezen en luisteren op 3F

Slide 20 - Slide