b5, hoofd- en bijzaken deel 2

Nederlands 

Hoofdzaken en bijzaken


taalblokken, bouwsteen 5, inleiding
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Nederlands 

Hoofdzaken en bijzaken


taalblokken, bouwsteen 5, inleiding

Slide 1 - Slide

Terugblik
tekstsoorten en tekstdoelen
leesstrategieën 
onderwerp en hoofdgedachte
tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Slide

feiten en meningen
Feit = het is zo
Je kan controleren of het waar/niet waar is
objectief

Mening = wat iemand vindt
je kunt er mee eens/oneens zijn
subjectief

Slide 3 - Slide

Het is koud
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 4 - Quiz

Hij gaat 3x per dag naar het toilet.
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 5 - Quiz

Mevrouw geeft aan haar kinderen vaker te willen zien
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 6 - Quiz

1. Het bevat zoetstoffen
2. Dat vind ik lekker
A
beide subjectief
B
beide objectief
C
1 subjectief 2 objectief
D
1 objectief 2 subjectief

Slide 7 - Quiz

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 8 - Quiz

Het is koud
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 9 - Quiz

Hij gaat 3x per dag naar het toilet.
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 10 - Quiz

Mevrouw geeft aan haar kinderen vaker te willen zien
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 11 - Quiz

1. Het bevat zoetstoffen
2. Dat vind ik lekker
A
beide subjectief
B
beide objectief
C
1 subjectief 2 objectief
D
1 objectief 2 subjectief

Slide 12 - Quiz

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 13 - Quiz

Hoofdzaak
Bijzaak
Hij vertelt ook welke kleur trui iemand aan heeft.
De app herkent producten uit de supermarkt.
Daarop kan je telefoon vrij secuur vertellen wat je voor je neus hebt.
De blinden laten zien lukt wel heel aardig.

Slide 14 - Drag question

Wat is de functie van de bijzaken in deze tekst? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Ze geven argumenten bij een stelling.
B
Ze geven extra informatie over het onderwerp.
C
Het zijn voorbeelden.
D
Het zijn grapjes om de tekst leuker te maken.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

HOOFDZAAK
BIJZAAK
1. We kiezen er steeds vaker voor om onze boodschappen niet zelf te sjouwen, maar het gewoon thuis te laten bezorgen.
2. Maaltijdboxen zien hun aantal klanten groeien.
3. In totaal heeft 1 op de 10 Nederlanders weleens gebruik gemaakt van één van de maaltijdboxen.

Slide 17 - Drag question

HOOFDZAAK
BIJZAAK
6. Maar betekent dit het einde van de fysieke winkel? Dat niet.
4. Ook online je dagelijkse boodschappen bestellen zit in de lift.
5. Nederland staat Europees gezien zelfs op plek één met online boodschappen doen.

Slide 18 - Drag question

feiten en meningen
Feit = het is zo
Je kan controleren of het waar/niet waar is
objectief

Mening = wat iemand vindt
je kunt er mee eens/oneens zijn
subjectief

Slide 19 - Slide

Het is koud
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 20 - Quiz

Hij gaat 3x per dag naar het toilet.
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 21 - Quiz

Mevrouw geeft aan haar kinderen vaker te willen zien
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 22 - Quiz

1. Het bevat zoetstoffen
2. Dat vind ik lekker
A
beide subjectief
B
beide objectief
C
1 subjectief 2 objectief
D
1 objectief 2 subjectief

Slide 23 - Quiz

Wanneer is iets een hoofdzaak?
A
Als je de tekst ook kunt begrijpen zonder deze informatie.
B
Als je de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen.
C
Als je de tekst alleen interessant vindt door deze informatie.

Slide 24 - Quiz

Hoofdzaak
Bijzaak
Hij vertelt ook welke kleur trui iemand aan heeft.
De app herkent producten uit de supermarkt.
Daarop kan je telefoon vrij secuur vertellen wat je voor je neus hebt.
De blinden laten zien lukt wel heel aardig.

Slide 25 - Drag question

Wat is de functie van de bijzaken in deze tekst? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Ze geven argumenten bij een stelling.
B
Ze geven extra informatie over het onderwerp.
C
Het zijn voorbeelden.
D
Het zijn grapjes om de tekst leuker te maken.

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

HOOFDZAAK
BIJZAAK
1. We kiezen er steeds vaker voor om onze boodschappen niet zelf te sjouwen, maar het gewoon thuis te laten bezorgen.
2. Maaltijdboxen zien hun aantal klanten groeien.
3. In totaal heeft 1 op de 10 Nederlanders weleens gebruik gemaakt van één van de maaltijdboxen.

Slide 28 - Drag question

HOOFDZAAK
BIJZAAK
6. Maar betekent dit het einde van de fysieke winkel? Dat niet.
4. Ook online je dagelijkse boodschappen bestellen zit in de lift.
5. Nederland staat Europees gezien zelfs op plek één met online boodschappen doen.

Slide 29 - Drag question

Boodschappen bestellen en zelf naar de winkel gaan, leeft in Nederland nog prima naast elkaar.
Wat kun je zeggen over deze zin?
A
Het is een hoofdzaak omdat het de laatste zin is van het filmpje.
B
Het is een bijzaak omdat het herhaalt wat al gezegd is.
C
Het is een bijzaak omdat het een voorbeeld is.
D
Het is een hoofdzaak omdat de zin een conclusie van het filmpje geeft.

Slide 30 - Quiz

Bijzaken zijn minder belangrijke zaken, deze kun je eventueel weglaten uit een tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

feiten en meningen
Feit = het is zo
Je kan controleren of het waar/niet waar is
objectief

Mening = wat iemand vindt
je kunt er mee eens/oneens zijn
subjectief

Slide 32 - Slide

Het is koud
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 33 - Quiz

Hij gaat 3x per dag naar het toilet.
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 34 - Quiz

Mevrouw geeft aan haar kinderen vaker te willen zien
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 35 - Quiz

1. Het bevat zoetstoffen
2. Dat vind ik lekker
A
beide subjectief
B
beide objectief
C
1 subjectief 2 objectief
D
1 objectief 2 subjectief

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Video

huiswerk voor 2 december

Taalblokken bouwsteen 5
eerst voorbeeld en theorie
daarna lezen en luisteren, bolletjes 1 t/m 8.

Slide 38 - Slide