Ontdek de Hanzesteden!

Ontdek de Hanzesteden!

Leerdoel

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de routes en plaatsen die te maken hebben met de Hanzesteden benoemen.

Dit is het leerdoel van de les en dient als rode draad voor de rest van de presentatie.

Wat weet jij al over de Hanzesteden?

Wat zijn Hanzesteden?

Hanzesteden waren steden die in de middeleeuwen lid waren van een handelsverbond genaamd de Hanze. Dit verbond was gericht op handel en bescherming.

Geef een korte introductie over wat Hanzesteden zijn en wat het Hanze verbond inhoudt.

Waar liggen de Hanzesteden?

De Hanzesteden liggen voornamelijk langs de kust van de Noordzee en de Oostzee, van Nederland tot aan Rusland.

Laat een kaart zien van Europa en markeer de locaties van de Hanzesteden.

Welke Hanzesteden zijn er?

Er waren meer dan 200 Hanzesteden, waaronder steden als Amsterdam, Hamburg, Lübeck en Riga.

Laat een lijst zien van enkele bekende Hanzesteden en hun locaties op de kaart.

Hoe reis je tussen de Hanzesteden?

Je kunt tussen de Hanzesteden reizen per trein, bus, boot of auto. Er zijn ook diverse fietsroutes langs de Hanzesteden.

Geef enkele voorbeelden van manieren om tussen de Hanzesteden te reizen en laat eventueel een kaart zien van de fietsroutes.

Wat zijn belangrijke bezienswaardigheden?

Belangrijke bezienswaardigheden in Hanzesteden zijn bijvoorbeeld de grachten in Amsterdam, de Werelderfgoedlijst van UNESCO in Lübeck en de middeleeuwse stadsmuur in Tallinn.

Geef enkele voorbeelden van belangrijke bezienswaardigheden in Hanzesteden en laat hier eventueel foto's van zien.

Welke activiteiten kun je doen?

In Hanzesteden kun je diverse activiteiten doen, zoals musea bezoeken, boottochten maken, fietsen, wandelen en winkelen.

Geef enkele voorbeelden van activiteiten die je kunt doen in Hanzesteden.

Wat hebben we geleerd?

We hebben geleerd wat Hanzesteden zijn, waar ze liggen, welke steden er zijn en welke activiteiten je kunt doen. Kunnen jullie nu alle Hanzesteden benoemen?

Ga kort na of het leerdoel is bereikt en geef de leerlingen de kans om vragen te stellen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.