VEIL 02

Wat is in eerste instantie de taak van een schokdemper?

A
Het opvangen van de veerbeweging.
B
Ervoor zorgen dat er voortdurend contact is tussen band en wegdek.
C
Zorgen voor comfortabel weggedrag.
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat is in eerste instantie de taak van een schokdemper?

A
Het opvangen van de veerbeweging.
B
Ervoor zorgen dat er voortdurend contact is tussen band en wegdek.
C
Zorgen voor comfortabel weggedrag.

Slide 1 - Quiz

Wat is juist?
A
Rijden tijdens de overgang van dag naar nacht is gevaarlijk, vooral omdat bestuurders dan geen of de verkeerde verlichting voeren.
B
De ogen van een mens passen zich goed aan bij wisselende omstandigheden.
C
Mensen die alcohol hebben gedronken, hebben meer last van tunnelvrees.

Slide 2 - Quiz

Wat is een veilige maximale rijsnelheid op de autosnelweg om aquaplaning te voorkomen?

A
70 km per uur.
B
80 km per uur.
C
90 km per uur.

Slide 3 - Quiz

welke verkeersmanoeuvres vinden de meeBijste ongevallen plaats?

A
Inhalen, van richting veranderen, voorrang verlenen.
B
Wegrijden, voorrang verlenen, keren.
C
Inhalen, wegrijden, van richting veranderen.

Slide 4 - Quiz

Als de snelheid wordt verdubbeld, zal de remweg...?
A
Verdubbelen.
B
Verviervoudigen.
C
Verzesvoudigen.

Slide 5 - Quiz

Hoe wordt de afstand genoemd die ligt tussen het waarnemen en het daadwerkelijk remmen?

A
De reactieafstand.
B
De remweg.
C
De stopafstand.

Slide 6 - Quiz

De reactieafstand plus de remweg noemen we...?

A
De persoonlijke reactietijd.
B
De totale stopafstand.
C
De volgafstand.

Slide 7 - Quiz

Wat is de functie van de passieve veiligheden die in of op het voertuig worden toegepast?
A
De kans te verkleinen bij een ongeval betrokken te raken.
B
Bij een ongeval de inzittenden zoveel mogelijk te beschermen.
C
Inzittenden te beschermen en een ongeval vermijden.

Slide 8 - Quiz

Wat is rijzicht?
A
De afstand waarover de bestuurder de weg kan overzien.
B
De afstand waarover de bestuurder kan inhalen.
C
De afstand waarover de bestuurder kan stoppen.

Slide 9 - Quiz

De belangrijkste stuurmethodes zijn...?
A
Doorgeefmethode en de kwart voor drie methode.
B
Tien voor twee methode en de overpakmethode.
C
Doorgeefmethode en de overpakmethode.

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?

A
Een grotere wielbasis vermindert het kanteleffect.
B
Een korte wielbasis verhoogd de stabiliteit in de rijrichting.
C
Een lange wielbasis verhoogd de stabiliteit in de rijrichting.

Slide 11 - Quiz

Waar ligt het zwaartepunt bij een auto met onderstuurd karakter?
A
Midden in de auto.
B
Voor in de auto.
C
Achter in de auto.

Slide 12 - Quiz

Door wat kan de ligging van het zwaartepunt van een voertuig worden beïnvloed?
A
Lading, passagiers, imperiaal, dempers.
B
Onderstuur- en overstuurkarakter.
C
Neutraal gestuurd karakter.

Slide 13 - Quiz

Wat is uit oogpunt van veiligheid de minimale profieldiepte van een winterband?

A
1,6 mm.
B
2,0 mm.
C
4,0 mm.

Slide 14 - Quiz

Inhaalzicht is?

A
Het zicht dat u heeft, nadat u bent begonnen met inhalen.
B
Het zicht dat u heeft in uw spiegels om weer naar rechts te gaan op een veilige manier. z
C
Het zicht dat noodzakelijk is om veilig te kunnen inhalen.

Slide 15 - Quiz

U ziet witte reflectoren voor u terwijl u een bocht maakt.
In welke richting gaat deze bocht?
A
U maakt een bocht naar links.
B
U maakt een bocht naar rechts.
C
U maakt een gecombineerde bocht naar links en rechts.

Slide 16 - Quiz

U ziet hier een adviessnelheid. Wanneer is deze snelheid van toepassing?

A
Alleen bij ideale weersomstandigheden.
B
Bij alle weersomstandigheden.
C
Bij slechte weersomstandigheden.

Slide 17 - Quiz