Module 6 hoofdstuk 1

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Wat is de juiste formule?

1. Risico = kans x mogelijke schade
2. Risico = kans x gevaar
3. Risico = waarschijnlijkheid x effect
4. Risico = gevaar x effect

Kans = Wat is de kans dat er een ongeval plaatsvindt?

Effect = Wat is het mogelijke letsel/schade?

Een iPhone kost €800. Het gemiddelde schadebedrag is €100 en de kans op schade jaarlijks is 20%. Er zijn 20 deelnemers aan de verzekering. Wat is het risico per persoon?

1. €20
2. €160
3. €140
4. €1600

De kans dat mijn fiets gestolen wordt is 1 op 5. Een nieuwe fiets kopen kost € 500. Wat zijn de kosten van het risico?

1. € 100
2. € 150
3. € 75
4. € 125

Bij een loterij kun je een lot kopen van € 50. De kans dat je wint is 40%. Je wint dan € 100. Als je verliest, krijg je niks (en ben je inleg van € 50 kwijt).
Hoe hoog is het risico?

1. € 40
2. € 30
3. € 20
4. € 60

Door te gaan skiën in de alpen neem je een..

1. vrijwillig risico
2. onvrijwillig risico

Onvrijwillige risico's zijn risico's die niet te vermijden zijn.

1. Juist
2. Onjuist

Voorbeeld van een onvrijwillig risico is...

1. paardrijden
2. griep krijgen
3. auto rijden
4. berg beklimmen

een auto ongeluk waarbij de tegenpartij aansprakelijk is valt onder onvrijwillige risico's

1. waar
2. Niet waar

inflatie = 2,3%
reëel rendement = 3,7%
nominaal rendement =

1. 6,1%
2. 6%
3. 1,4%
4. -1,4%

nominaal rendement = 8,0%
inflatie = 3,7%
reëel rendement =

1. 4,3%
2. -4,3%
3. 11,7%
4. 4,1%

inflatie = 2,3%
reëel rendement = 3,7%
nominaal rendement =

1. 6%
2. -6%
3. 1,3%
4. -1,3%

nominaal rendement = 8,0%
inflatie = 3,7%
reëel rendement =

1. 4,3%
2. -4%
4. 4,1%

RIC = NIC/PIC x 100
De nominale waarde van een vermogen stijgt met 3%. De inflatie is 2%. Bereken het reëel indexcijfer.

1. RIC = 103/102 x 100 = 100,98
2. RIC = 103/98 x 100 = 105,1
3. RIC = 102/103 x 100 = 99,03