gesprekstechnieken 2021 2

Gesprekstechnieken
1 / 12
next
Slide 1: Slide
geschiedenisMBOStudiejaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gesprekstechnieken

Slide 1 - Slide

Herhaling
3 Gespreksdoelen
4 aspecten in de boodschap
Formeel en informeel
Gesloten en halfopen
Valkuilen

Slide 2 - Slide

Welk hoofdstuk van welk boek wordt behandelt tijdens gesprekstechnieken?

Slide 3 - Open question

Welke van de onderstaande antwoorden is géén gespreksdoel?
A
Kennisdoel
B
Houdingsdoel
C
Gedragsdoel
D
Zakelijk doel

Slide 4 - Quiz

Gespreksdoelen
Kennisdoel: kennis uitwissleen, info verzamelen of geven
Houdingsdoel: Je wilt de houding, mening of gevoelens beïnvloeden
Gedragsdoel: Je wilt het gedrag van de ander beïnvloeden of veranderen.
In de boodschap onderscheiden we vier aspecten:

Slide 5 - Slide

Wat zijn de vier aspecten?

Slide 6 - Open question

4 Aspecten
Zakelijke aspect: feiten, letterlijke inhoud
Expressieve aspect: Informatie over de zender. Wat laat ik van mezelf zien?
Relationele aspect: Informatie over hoe de zender aankijkt tegen de ontvanger
Appellerende aspect: Wat wil ik van de ander?

Slide 7 - Slide

Wat is een voorbeeld van een informeel gesprek?
A
Sollicitatie gesprek
B
Spontaan gesprek
C
Slechtnieuwsgesprek
D
Adviesgesprek

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen een gesloten en een halfopen gesprek?
A
Bij een halfopen gesprek staat de structuur niet vast
B
Een halfopen gesprek hoeft niet afgemaakt te worden
C
Bij een halfopen gesprek is er geen gespreksleider
D
Bij een halfopen gesprek staat de inhoud niet vast

Slide 9 - Quiz

Valkuilen bij het voeren van formele gesprekken

Diagnosticeren
Moraliseren
Bagatelliseren 

Slide 10 - Slide

Kritische beroepssituatie
1. Bespreek in je groepje per persoon een moeilijke ouder op je stage
- Waarom vind je het gedrag van de ouder zo moeilijk?
2. Kies één van de ouders uit.
- Schrijf een casus over deze ouder waarin het dilemma goed wordt beschreven.

Slide 11 - Slide

Casus maken
1. Om wie gaat het? Beschrijf de persoon
2. Wat doet deze persoon? Beschrijf het gedrag
3. Beschrijf een specifiek moment die jij moeilijk vond. Wat deed de persoon en wat deed jij?
4. Beschrijf het dilemma. Wat vind jij zo moeilijk aan het gedrag van deze ouder?

Slide 12 - Slide