Arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid. Door stijging van de arbeidsproductiviteit stijgt de waarde van menselijk kapitaal.
De arbeidsproductiviteit stijgt door:
- scholing
- werkervaring
- specialisatie
Slide 11 - Slide
Arbeidsproductiviteit bepaalt onder meer de loonkosten per product voor de bedrijven. Dit bepaalt weer onder andere de kostprijs van producten.
Totale loonsom / productie = loonkosten per eenheid product.
Als de arbeidsproductiviteit ........................ stijgt dan de lonen, nemen de kosten per eenheid product af en kunnen de prijzen ......................
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Arbeidsproductiviteit bepaalt onder meer de loonkosten per product voor de bedrijven. Dit bepaalt weer onder andere de kostprijs van producten.
Totale loonsom / productie = loonkosten per eenheid product.
Als de arbeidsproductiviteit meer stijgt dan de lonen, nemen de kosten per eenheid product af en kunnen de prijzen dalen.
Slide 14 - Slide
Inter = Tussen
Tempo(reel) = Tijd.
Intertemporele ruil houdt in dat je ruilt over tijd.
Slide 15 - Slide
§ 2.2 Looninkomen in een mensenleven
Scholing is één van de manieren om de arbeidsproductiviteit te verhogen.
Je loopt nu inkomsten mis en 'consumeert' scholing, maar later zijn de inkomsten hoger, waarmee je de naar voren gehaalde consumptie terugbetaalt.
Slide 19 - Slide
Ruilen over de tijd
Synoniem voor intertemporele ruil.
Lenen (je haalt consumptie naar voren)
Sparen (je stelt consumptie uit)
Rente = de prijs van tijd
SUPER BELANGRIJK!
Slide 20 - Slide
§ 2.3 Consumptie in een mensenleven
Als je een min of meer permanent consumptieniveau wil hebben, moet je ruilen over de tijd. Meestal begin je met geld lenen (studie, koop huis), en betaal je dit later af. In het eerste geval geef je meer uit dan je verdient, daarna verdien je meer dan dat je aan goederen / diensten uitgeeft.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
vragen maken
§2.3: vraag 1
toepassen: 2,3,5,6,8
Klaar? ga dan naar test je zelf in de online omgeving
timer
25:00
Slide 24 - Slide
Stelling 1: Het is goed wanneer de overheid geld leent om een dijk aan te leggen.
A
Eens
B
Oneens
Slide 25 - Quiz
Stelling 2: Het is goed wanneer de overheid geld uitgeeft om de HEMA te redden.
A
Eens
B
Oneens
Slide 26 - Quiz
Stelling 3: Het is goed als de overheid geld leent om de salarissen van ambtenaren te betalen.
A
Eens
B
Oneens
Slide 27 - Quiz
Stelling 4: De overheid moest staatssteun geven aan KLM.
A
Eens
B
Oneens
Slide 28 - Quiz
Stelling 5: Het is goed als de overheid investeert in beter onderwijs
A
Eens
B
Oneens
Slide 29 - Quiz
Collectieve goederen
Niemand kan worden uitgesloten.
Gelijktijdige consumptie.
Slide 30 - Slide
Collectieve goederen
Slide 31 - Mind map
Obligatie
Schuldpapier
Rente
Aflossing
Toekomstige generaties betalen mee aan de rente op de obligatie
Slide 32 - Slide
Welk positief extern effect heeft onderwijs?
Slide 33 - Open question
Positieve externe effecten onderwijs
Hogere arbeidsproductiviteit
Hoger bbp
Hogere economische groei
Hogere toekomstige belastingopbrengsten
Slide 34 - Slide
Een jaar extra onderwijs leidt tot 5%-15% meer loon