Tekstverbanden en signaalwoorden 10 Door elkaar

Tekstverbanden en signaalwoorden 10
Door elkaar
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tekstverbanden en signaalwoorden 10
Door elkaar

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je gaat nu verschillende opdrachten maken. 
De eerste opdracht is een sleepopdracht. 

Slide 3 - Slide

zoals
dus 
maar 
en
daardoor
Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op, ..... malaria en het zika-virus.
Ik wil graag een nieuwe fiets kopen, ..... dit kan niet want ik heb geen geld. 
Mijn moeder gaat iedere vrijdagochtend naar de slager ... de bakker. 
Mijn kapster heeft haar arm gebroken ..... kan ze mijn haar nu niet knippen.
We zijn nog geen 18 jaar, ..... mogen we geen alcohol kopen 

Slide 4 - Drag question

Lees de vraag goed door en klik het juiste antwoord aan. 

Slide 5 - Slide

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor opsomming zou kunnen zijn.
A
daardoor
B
bijvoorbeeld
C
en
D
zoals

Slide 6 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor oorzaak-gevolg zou kunnen zijn.
A
verder
B
later
C
doordat
D
maar

Slide 7 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor doel-middel zou kunnen zijn.
A
om.. te
B
concluderend
C
daarnaast
D
ook

Slide 8 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor chronologisch verband/tijd zou kunnen zijn.
A
omdat
B
kortom
C
en
D
eerst

Slide 9 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor samenvattend zou kunnen zijn.
A
als
B
voordat
C
zo
D
kortom

Slide 10 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor voorwaardelijk verband zou kunnen zijn.
A
zodat
B
tenzij
C
toch
D
denk aan

Slide 11 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor vergelijking zou kunnen zijn.
A
daarom
B
verder
C
net zoals ..
D
toch

Slide 12 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor oorzaak-gevolg zou kunnen zijn.
A
zodoende
B
daarmee
C
voorbeeld
D
kortom

Slide 13 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor reden zou kunnen zijn.
A
namelijk
B
als
C
zo
D
verder

Slide 14 - Quiz

Klik één woord aan dat een signaalwoord voor samenvatting/conclusie zou kunnen zijn.
A
hiervoor is..
B
vandaar dat ..
C
eerst
D
daarnaast

Slide 15 - Quiz

Schrijf zoveel mogelijk
signaalwoorden van
doel-middel op

Slide 16 - Mind map

Schrijf zoveel mogelijk
signaalwoorden
van chronologisch verband/tijd op.

Slide 17 - Mind map