2TH TH-boek Form. §2 Verwijswoorden (1)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Welkom!

Doe je telefoon in de telefoontas.

Ga zitten volgens de plattegrond.

Doe je jas uit en pak je leesboek er vast bij.

Deze les...

- Stil lezen 

- Planning bekijken

- Doelen doornemen

- Vragen stellen over Cursus 6 Formuleren, 

§1 Herhaling leerjaar 1th

- Uitleg Cursus 6 Formuleren, §2 Verwijswoorden (1)

- Aan de slag!

Stil lezen

Pak je boek

en ga lekker lezen.

Heb je een boek geleend?

Zet het netjes terug in de kast.

Planning bekijken

Zorg dat je bij blijft!

Doelen

- Ik heb de basis van Formuleren opgehaald. (§1)

- Ik kan op de juiste manier verwijzen 

naar personen en bezit (§2)

Formuleren §1 Herhaling 1th

- Is het je gelukt de opdrachten te maken?

- Welke vragen heb je nog over de stof?

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)

>> Lianne is blij. Lianne heeft een cadeautje gekregen. Lianne is jarig.

>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. De nieuwe broek is blauw. 

      De nieuwe broek zit lekker.

Bovenstaande tekstjes zijn saai. Hoe maak je ze levendiger?

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)

>> Lianne is blij. Lianne heeft een cadeautje gekregen. Lianne is jarig.

>> Lianne is blij. Ze heeft een cadeautje gekregen, want ze is jarig.

>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. De nieuwe broek is blauw. 

      De nieuwe broek zit lekker.

>> Stan heeft een nieuwe broek gekocht. Hij is blauw en hij zit lekker.

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)

Je kunt een tekst levendiger maken door variatie aan te brengen in woordgebruik en zinsbouw. Op de vorige dia's heb je bijvoorbeeld verwijswoorden gebruikt en samengestelde zinnen gemaakt.

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)

Welk verwijswoord je gebruikt, hangt af van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst. Je kunt verwijzen met deze, die, dit en dat.

Je kunt ook verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)

Formuleren §2 Verwijswoorden (1)

Kies op de volgende pagina's steeds een juist verwijswoord.

Melanie straalt, want ze heeft zojuist ... diploma gekregen.

1. zijn
2. haar

Bart moet op tijd naar huis, want ... moet vanmiddag op zijn broertje passen.

1. hij
2. zij
3. het

Print het formulier en stuur ... ondertekend naar het volgende adres.

1. hem
2. haar
3. het

Arnold heeft een eigen paard. Het dier dat daar staat, is van ... .

1. hem
2. haar
3. het

De kat van de buren heeft kittens gekregen. ... zijn echt superschattig.

1. Hun
2. Ze

U kunt ... boeken bij deze balie inleveren.

1. u
2. uw

Ik kan op de juiste manier verwijzen naar personen en bezit.

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag!

MNV Cursus 6, Formuleren, §2 Verwijswoorden (1),

opdracht 1, 2 en 3, blz. 218-219.

Vind je iets lastig? Stel vragen!

Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 11 maart