1H1 vrijdag 9 juni 2023

Welkom!
Welkom 1Havo 1
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Welkom 1Havo 1

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma van de les 1 Havo 1
donderdag 8 juni 
Programma:
  • Opening
  • Aanwezigheid
  • Huiswerk

  •  Verder met paragraaf 4
  • Afsluiting 
Lesdoel:
Ik kan op de juiste manier verwijzen met deze, die, dit en dat

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk nakijken
Maken paragraaf 3 blz. 235 in het boek/schrift opdr. 1 t/m 4
Lees alvast de theorie op bladzijde 236 over persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Nieuw onderwerp: formuleren
par. 3 verwijzen naar de- en het-woorden blz 234
par. 4 verwijswoorden
par 5 trappen van vergelijking
par 6 lastige verwijswoorden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar zijn we?

Cursus 6: Formuleren
Paragraaf 4
blz. 236 - 237
'Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden'

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Een verwijswoord

verwijst meestal terug naar 
een woord of een groepje woorden 
dat eerder genoemd is. 

Welke verwijswoorden gebruik je?  

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden







Mannelijk/vrouwelijk? Regels (filmpje) & gebruik woordenboek.
enkelvoud (m)
hij, hem, zijn
deze, die
enkelvoud (v)
zij, ze, haar
deze, die
enkelvoud (o)
het, zijn
dit, dat
meervoud bij personen
zji, ze, hen, hun
deze, die
meervoud bij dieren/dingen
ze, hun
deze, die

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verwijswoorden
Omdat opa moeilijk loopt, gebruikt hij een stok die hem extra steun geeft.





Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

ankeswanenberg.nl
verwijzen met 
pers. vnw.
OW - LV - MV
hij, hem (m)
zij, ze, haar (v)
het (o)
zij, ze, hen (mv. personen)
ze (mv. dieren, dingen)


verwijzen met 
bez. vnw.

zijn (m)
haar (v)
zijn (o) 
hun (mv)
hun (mv)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Het team heeft ___
tactiek gewijzigd.
A
haar
B
zijn
C
hun
D
daar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Als je een product koopt en ___ gaat stuk, heb je recht op garantie.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Verwijswoorden







mannelijk/vrouwelijk? Filmpje. Kijk in het woordenboek.
enkelvoud (m)
hij, hem, zijn
deze, die
enkelvoud (v)
zij, ze, haar
deze, die
enkelvoud (o)
het, zijn
dit, dat
meervoud bij personen
zij, ze, hen, hun
deze, die
meervoud bij dieren/dingen
ze, hun
deze, die

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Opdracht:
Lees de zinnen  en neem ze met de juiste verwijswoorden over.
Je hebt hiervoor 5 minuten. 
Je mag je boek gebruiken als hulpmiddel (tabel op blz. 236)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Corrigeer de dikgedrukte woorden of vul in bij '...'
1.  Ik heb een nieuwe broek gekocht. Ze is groen. 
2. Het paard staat in de wei. Hij graast rustig.
3. Me zus wil daar ook wel werken. ... wil graag veel geld verdienen.
4. .. heeft een fout gemaakt. Dat is ze eigen schuld.
5. Is dat jouw hond? Nee, dat is van hem.
Je mag je boek gebruiken als hulpmiddel (blz. 236)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Correctiemodel:
1.  Ik heb een nieuwe broek gekocht. Hij is groen (de broek - m). 
3. Het paard staat in de wei. Het graast rustig. (onzijdig)
4. Mijn zus wil daar ook wel werken. Ze wil graag veel geld verdienen. (bez. vnw)
5. Hij/zij heeft een fout gemaakt. Dat is zijn/haar eigen schuld. (bez. vnw.).
6. Is dat jouw hond? Nee die is van hem. (of dat hondje  - die)


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Zelf werken
1. Wat? Cursus 6. Formuleren. Paragraaf 4. Opdr. 2, 3 en 4
2. Hoe? Zelfstandig.  
3. Tijd? 10 minuten
4. Hulpmiddelen? Lesboek en schrift (H. 6, par. 4, blz. 236-237).
5.  Klaar? Ga verder met paragraaf 4, opdr. 5-6
- Klaar? verder met paragraaf 5.




Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
Je kunt op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (pers. vnw. en bez. vnw.)
verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions