Herhalen H1

H 1 Hoe groot is jouw welvaart?


1.1 Waar heb jij behoeften aan?
Lesdoelen:
  • wat voor behoeften kun je hebben?
  • wat betekent het begrip schaars in de economie?
  • wat bepaalt je welvaart?


1 / 41
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H 1 Hoe groot is jouw welvaart?


1.1 Waar heb jij behoeften aan?
Lesdoelen:
  • wat voor behoeften kun je hebben?
  • wat betekent het begrip schaars in de economie?
  • wat bepaalt je welvaart?


Slide 1 - Slide

De primaire behoeften van de ene persoon kan een secundaire behoeften voor een ander persoon zijn.
Primaire behoeften
secundaire behoeften
mobiele telefoon


brood
winterjas
woning
kaartje van een concert
villa met een zwembad
schoolboeken

Slide 2 - Drag question

wat is e commerce
A
producten kopen via internet
B
producten in de winkel kopen
C
commerciele reclame
D
producten verkopen

Slide 3 - Quiz

Hieronder zie je een foto met veranderingen die te maken hebben met e commerce

welke veranderingen zijn dat

Slide 4 - Open question

Schaarste dwingt ons tot het maken van keuzes:

Slide 5 - Slide

Leg uit wat schaarste te maken heeft met welvaart.

Slide 6 - Open question

Welke van de antwoorden is geen vorm van zelfvoorziening
A
sla kopen in een winkel en thuis salade maken
B
sla verbouwen in je moestuin
C
appeltaart maken
D
haar knippen van je dochter

Slide 7 - Quiz

Je ouders geven aan elektriciteit € 685 per jaar uit. Als ze op hun dak zonnepanelen hebben besparen ze 92% op elektriciteit

a. bereken wel bedrag ze besparen
b. leg uit dat je met zonnepanelen aan zelfvoorziening doet

Slide 8 - Open question

Welke P van de marketingmix wordt hier uitgebeeld
A
plaats
B
product
C
promotie
D
personeel

Slide 9 - Quiz

Formule 1:
Berekenen van een aantal of getal met een percentage:

Slide 10 - Slide

H1 Hoe groot is jouw welvaart?


  1. 2 Hoe word jij beinvloed?
Lesdoelen:
  • door wie jij als consument beinvloed wordt?
  • wat marketing is en waaruit de marketingmix bestaat?
  • wat voor soorten reclame er zijn


Slide 11 - Slide

Invloed op je koopgedrag
Sociale beinvloeding


Commerciele beinvloeding

Slide 12 - Slide

Marketing
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen

Slide 13 - Slide

Formule 2:
Percentages berekenen met een aantal (Kilo's, €, Liters etc)

Slide 14 - Slide

Herhaling rekenen: procenten

Slide 15 - Slide

H 1 Hoe groot is jouw welvaart?


  1. 3 Budgetteren moet je leren
Lesdoelen:
  • wat voor inkomsten en uitgaven je kunt hebben
  • waarom budgetteren nodig is en hoe je dat doet
  • hoe je berekeningen maakt die je nodig hebt bij budgetteren
  • wat voor soorten reclame er zijn


Slide 16 - Slide

Een begroting 
Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode. 

Slide 17 - Slide

Soorten inkomens
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit bezit
Overdrachtsinkomen

Slide 18 - Slide

Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

Slide 19 - Slide

Formule 3:
omrekenen van week naar maand

Slide 20 - Slide

Jan krijgt 40 euro per maand aan zakgeld. Hoeveel is dit per week?

Slide 21 - Open question

118 euro per week = ......euro per maand
396 per maand = ..... euro per week

Slide 22 - Open question

Formule 4:
Reserveringen per maand

Slide 23 - Slide


Slide 24 - Open question

H 1 Hoe groot is jouw welvaart?


  1. 4 Alles wordt duurder
Lesdoelen:
  • wat koopkracht is en waardoor je koopkracht verandert
  • wat inflatie is en wat de gevolgen ervan zijn
  • hoe je met indexcijfers kunt rekenen
  • wat voor soorten reclame er zijn


Slide 25 - Slide

Formule 5:
Procentuele verandering berekenen

Slide 26 - Slide

Formule 4:
Reserveringen per maand

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Primaire behoeften
Secundaire behoeften

Slide 29 - Drag question

Koopkracht
- Lonen en prijzen kunnen stijgen of dalen
- Deze veranderingen in procenten uitrekenen, vergelijken


Slide 30 - Slide

Koopkracht
Koopkracht: hoeveelheid goederen en die je met je inkomen kunt kopen.

Inkomen stijgt meer dan de prijzen stijgen --> stijgt koopkracht

Prijzen stijgen meer dan je inkomen --> daalt koopkracht

Slide 31 - Slide

Koopkracht
  • De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 32 - Slide

Koopkracht toe- of afname
  • Stijging of daling in procenten weergeven hoe doe je dat?
  • Formule:  
  • nieuw  -  oud : oud x 100%
  • Nu verdien je 84 euro en vorig jaar 74 euro per week.
  • Met hoeveel procent is je inkomen gestegen?
  • 84 - 74 : 74 x 100% = 13,5%
  • Dit mag natuurlijk ook met een verhoudingstabel

Slide 33 - Slide

Inflatie

Slide 34 - Slide

Inflatie/Deflatie
  • Inflatie
  • Een algemene stijging van de prijzen (van goederen en diensten).
  • Deflatie
  • Een algemene daling van de prijzen (van goederen en diensten). 

Slide 35 - Slide

Oorzaken inflatie
  • loonstijging
  • hogere grondstofprijzen
  • Meer vraag van consumenten naar bepaalde goederen/diensten of minder aanbod ervan. 
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid. Bijv. BTW

Slide 36 - Slide

0

Slide 37 - Video

Indexcijfer
  • Een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip.
  • Dit afgesproken tijdstip noem het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.

Slide 38 - Slide

Indexcijfer bereken

  • Het jaar waar je vanuit gaat is het BASISJAAR (100)
  • Nieuwe indexcijfer = nieuw getal : getal in basisjaar x 100


Slide 39 - Slide

Indexcijfer bereken
VOORBEELD:
  • De prijs van een t-shirt was in 2010 € 12,50 (basisjaar) en in 2015 € 14,75. 
  • Bereken het indexcijfer van 2015.
  • € 14,75 : € 12,50 x 100 = 118 (indexcijfer)

Slide 40 - Slide

Aan het werk
Samenvattingen maken
formule kaart maken
oefenen met extra opgaven
Je eigen leerstrategie 

Slide 41 - Slide