Standplaatsgebondenheid brieven H5

Machtige heren, halfvrije boeren
Paragraaf 5.3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Machtige heren, halfvrije boeren
Paragraaf 5.3

Slide 1 - Slide

Halfvrij
  • Europa ging van landbouwstedelijke samenleving terug naar landbouw samenleving
  • Onveilige omgeving vanwege volksverhuizingen zorgde ervoor dat boeren bescherming zochten bij machtige heren. Daarvoor ruilde zij een stukje vrijheid in, ze werden horigen: ze moesten gehoorzaam zijn.
  • Ze gingen wonen op het gebied van een heer: een domein. Dat domein mochten de boeren niet verlaten. Ze moesten overal toestemming om vragen, bijvoorbeeld om te trouwen.


Slide 2 - Slide

Leven op een domein
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen: een deel van de oogst
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen
  • Het belangrijkste gebouw was het hof: daar woonde de heer en de rentmeester

Slide 3 - Slide

Drie sociale groepen
  • In de middeleeuwen ontstond een standensamenleving.
  • Er waren drie standen:
  • Eerste stand: De geestelijkheid (in dienst van de kerk) had privileges/heerlijke rechten
  • Tweede stand: De adel (in dienst van het bestuur) had privileges/heerlijke rechten
  • Derde stand: De boeren (vrije boeren en horigen) kregen bescherming

Slide 4 - Slide

Standen werken samen
  • Met name de eerste en tweede stand werken samen. Adel steunt de geestelijke door bijvoorbeeld kerken te bouwen, grond te geven. De geestelijke steunde de adel door hen bij te staan als adviseurs en vertegenwoordigers.
  • De derde stand, de boeren en burgers hadden weinig te zeggen. Ze hadden dan ook weinig inspraak en moesten maar gehoorzamen.


Slide 5 - Slide

Brieven opdracht
Wat? Je gaat een brief schrijven vanuit een persoon uit één van de drie standen.
Hoe? Je kiest een stand uit. Vervolgens lees je het verhaal dat bij de door jou gekozen stand hoort. Aan de hand van dat verhaal heb je een motief (iets dat je wilt bereiken). Je schrijft een brief vanuit de standplaatsgebondenheid van jouw stand en personage aan een andere stand (welke stand krijg je straks te zien).
Hulp? Vraag de docent om hulp als je er niet uit komt.
Tijd? Je hebt deze les en de volgende les de tijd voor deze opdracht. 
Uitkomst? Je hebt je ingeleefd in een persoon uit een stand uit de middeleeuwen. Hierdoor krijg je een beter idee van standplaatsgebondenheid (waarom handelt iemand uit een bepaalde tijd op een bepaalde manier?)

Slide 6 - Slide

Belangrijke informatie
Deel 1: Lees het verhaal en het motief van jouw personage. Schrijf een overtuigende brief van minimaal 100 woorden aan de persoon die wordt genoemd in het motief. Geef minimaal twee argumenten waarom de persoon aan wie je schrijft jou zou moeten helpen met jouw probleem.

Deel 2: Als je klaar bent met je brief, moet je je gegeven argumenten kunnen onderbouwen vanuit de standplaatsgebondenheid van jouw personage. Dus hoe worden de argumenten van jouw personage beïnvloed door je stand (je plek in de samenleving), je plaats (waar je leeft, welk land bijvoorbeeld) en de tijd waaraan je gebonden bent (de middeleeuwen). Voer deze stap uit door onder aan je brief antwoord te geven op de vraag hoe jij je argumenten onderbouwd vanuit de standplaatsgebondenheid van jouw personage.

Slide 7 - Slide

Eerste stand (geestelijke)
Arend van Salzburg leefde rond het jaar 800. Hij was aartsbisschop van Salzburg en bekleedde een belangrijke functie binnen de christelijke kerk. Hij had veel invloed op de tweede stand (de adel) en zelfs op de toenmalige keizer Karel de Grote (van het Frankische Rijk). Arend vind dat het er slecht voor staat met het onderwijs onder de boeren en burgers. Hij is geïnspireerd door de vooruitstrevendheid van het Romeinse Rijk en pleit daarom voor onderwijs en wetenschap. Er moeten weer betere wegen komen, een universele munt en de bouw zou meer moeten ontwikkelen. Denk bijvoorbeeld aan stenen huizen, kerken, bruggen en dergelijke. Om mensen te onderwijzen had hij land nodig van de keizer, Karel de Grote. Het liefst zou hij een bibliotheek willen laten bouwen, waar mensen zelf heen kunnen om te lezen.

Slide 8 - Slide

Eerste stand (geestelijke)
Arend van Salzburg motief: hij wil stukken land krijgen van Karel de Grote voor onderwijs en wetenschap en voor het bouwen van een bibliotheek. Daarmee wil hij het land verder ontwikkelen.

Schrijf een overtuigende brief aan Karel de Grote en geef daarbij in minimaal  100 woorden en minimaal twee argumenten aan wat je wilt.

Slide 9 - Slide

Tweede stand (adel)
Tassilo III was hertog van Beieren van 748 tot 788. Beieren was destijds een onafhankelijk land. Ze hoorden niet direct bij het Frankische Rijk, maar van Tassilo werd wel verwacht dat hij trouw was aan de koning van het Frankische Rijk, namelijk Karel de Grote. Tassilo was bang dat Karel de Grote Beieren wilde overnemen om toe te voegen aan het Frankische Rijk. Karel de Grote was niet meer zeker van de trouw van Tassilo aan hem en pleitte dus voor een nieuwe eed (belofte) van trouw van Tassilo. Tassilo moest van Karel de Grote naar Worms komen om deze eed af te leggen. Tassilo was bang dat hij vermoord zou worden door Karel de Grote en weigerde om naar Worms toe te komen. De reden voor Tassilo’s angst, kwam voort vanuit zijn vrees dat Karel de Grote zijn land over wilde nemen. Tassilo kwam op het idee om de hulp van paus Adrianus I in te schakelen. Als hij door de kerk beschermd wordt, dan zou Karel de Grote hem niet durven te vermoorden.

Slide 10 - Slide

Tweede stand (adel)
Tassilo III motief: hij wil via de Paus (Adrianus I) steun krijgen om niet naar Karel de Grote te hoeven om de eed van trouw opnieuw af te nemen, omdat hij voor zijn leven vreest.

Schrijf een overtuigende brief aan paus Adrianus I en geef daarbij in minimaal 100 woorden en minimaal twee argumenten aan wat je wilt.

Slide 11 - Slide

Derde stand (boeren/burgers)
Jan de Boer werkte op het land van een hertog rond het jaar 1000. Hij was een horige (halfvrije boer). Dat betekent dat hij een stuk land van de hertog kon bewerken op het domein van de hertog. Van dat stuk land kon Jan zijn gezin voorzien van voedsel en onderdak. Ook werd hij beschermd door het leger van de hertog. In ruil daarvoor leverde Jan een groot deel van de oogst aan de hertog, moest hij verplicht meewerken in klussen van de hertog (bouwen van huizen bijvoorbeeld) en kon hij het domein niet zomaar verlaten. Je zou bijna kunnen stellen dat Jan een soort gevangene is van de hertog. De voorouders van Jan zochten ooit bescherming bij de adel omdat hun boerderij continu werd geplunderd door langstrekkende volken die aan het verhuizen waren. De adel kon Jans voorouders bescherming bieden. Tegenwoordig is die bescherming niet echt meer nodig. Zijn woonplaats ligt diep in het Frankische Rijk en er is al tientallen jaren geen sprake meer geweest van plunderende volken die langs trekken. Hij is het zat om steeds maar zijn oogst af te moeten staan en zware klusjes te moeten doen voor de hertog. 

Slide 12 - Slide

Derde stand (boeren/burgers)
Jan de Boer motief: hij wil geen horige meer zijn, maar een zelfstandige boer. De dreiging van vreemde volken die plunderend door het land trekken is weg en Jan heeft het gevoel dat hij de bescherming van de hertog niet meer nodig heeft.

Schrijf een overtuigende brief aan de hertog en geef daarbij in minimaal 100 woorden en minimaal twee argumenten aan wat je wilt.

Slide 13 - Slide