This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
regels aflezen (analoog)
aflezen op 1/10-deel van de maatverdeling
de 'fout' is ook 1/10 deel
Slide 5 - Slide
voorbeeld aflezen
bijv op je geodriehoek:
de maatverdeling is in mm:
aflezen op 1/10-mm
de fout is 1/10-mm
voorbeeld uitkomst: 7,16±0,01 cm
Slide 6 - Slide
Hoe lang is het plankje?
A
6,8±0,1 cm
B
7±1 cm
C
6,82±0,01 cm
D
6,8±0,01 cm
Slide 7 - Quiz
Hoeveel water zit er in deze maatcilinder?
A
5,0±0,1 ml
B
5,00±0,01 ml
C
4,8±0,1 ml
D
4,83±0,01 ml
Slide 8 - Quiz
Meetwaarde
In de natuurkunde weten we dus geen enkele meetwaarde zeker. We weten alleen hoe groot ongeveer en wat het in ieder geval is...
Slide 9 - Slide
Meetwaarde
Als we bijvoorbeeld zeggen dat een steen 2,65 kg zwaar is dan is elke waarnemer het er over eens dat de de eigenlijke waarde ergens tussen de 2,645 en de 2,655 ligt.
Elke meting geeft dus niet een exacte waarde maar een gebied van waarden!!!
Slide 10 - Slide
Significantie
De significantie zegt iets over de nauwkeurigheid van de meting
omdat metingen nooit helemaal precies (kunnen) zijn gaan we ook niet doen alsof en willen we graag weten hoe nauwkeurig het wel is.
Slide 11 - Slide
Wat zegt meer over de nauwkeurigheid...
A
het aantal cijfers
B
het aantal cijfers achter de komma
Slide 12 - Quiz
regels voor significantie
Het aantal cijfers is belangrijk!
0-en vooraan tellen niet mee
0-en achteraan wel
telwaarden en constanten tellen niet mee,
alleen MEETWAARDEN
Slide 13 - Slide
Uit hoeveel significante cijfers bestaat 34,5
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 14 - Quiz
Uit hoeveel significante cijfers bestaat 0,023
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 15 - Quiz
Uit hoeveel significante cijfers bestaat 56,00
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Uit hoeveel significante cijfers bestaat 1,20
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quiz
Bijzondere gevallen
1/3 heeft een oneindige significantie, nooit mee antwoorden dus
10^2 heeft een significantie van 0,
als dit 1 van de meetwaarden is dan ook antwoorden met orde van grootte
Slide 18 - Slide
Uit hoeveel significante cijfers bestaat
2,3⋅103
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quiz
Uit hoeveel significante cijfers bestaat
0,0189⋅10−2
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 20 - Quiz
Uit hoeveel significante cijfers bestaat
1,50⋅101
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 21 - Quiz
Rekenen met significantie
Bij vermenigvuldigen en delen heeft het antwoord net zoveel significante cijfers als het kleinste aantal bij de meetwaarden
bijvoorbeeld:
2,5*4,78=11,95=12
2,5 bestaat uit 2 cijfers dus het antwoord ook afronden op 2 cijfers
Slide 22 - Slide
reken uit met behoud van significantie: 3,4*2,1=
A
7
B
7,1
C
7,14
D
7,140
Slide 23 - Quiz
reken uit met behoud van significantie 12*56,4
A
676,8
B
677
C
6,768*10^2
D
6,8*10^2
Slide 24 - Quiz
reken uit met behoud van significantie 12,6/4,2
A
3
B
3,0
C
3,00
D
3,0000
Slide 25 - Quiz
rekenen met significantie II
Bij het optellen en aftrekken kijk je naar het aantal decimalen.
Het antwoord heeft net zoveel decimalen als de meetwaarde met het minst aantal decimalen.
bijvoorbeeld: 5,78+6,9=12,68=12,7 (1 decimaal)
Slide 26 - Slide
reken uit met behoud van significantie 4,29+2,5=
A
6,7
B
6,8
C
6,79
D
6,80
Slide 27 - Quiz
reken uit met behoud van significantie 14,84+5,16
A
20
B
20,0
C
20,00
D
2,0*10^1
Slide 28 - Quiz
Let op!
Laatste vraag is lastig maar belangrijk!
eerst de opgave uitrekenen
dan de juiste significantie
dan eventueel in de wetenschappelijke notatie maar niet meer de significantie veranderen!