H5 NN 1-KGT Taalverzorging 1 Grammatica bijv.nw.

H5 Taalverzorging 1 Grammatica
bijvoeglijk naamwoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H5 Taalverzorging 1 Grammatica
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je leer over bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 2 - Slide

Woordsoorten
Elke zin bestaat uit woordsoorten. Elk woord valt onder een bepaalde woordsoort.
In deze les behandelen we de bijvoeglijk naamwoorden.
De afkorting van bijvoeglijk naamwoord = BN

Slide 3 - Slide

bijvoeglijk naamwoorden

Slide 4 - Slide

bijvoeglijk naamwoorden

Slide 5 - Slide

dus (BN is onderstreept) 
- De aanbieding is fantastisch.
- De fantastische aanbieding.
- Dat T-shirt is goedkoop.
- Dat goedkope T-shirt.

Slide 6 - Slide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden

Slide 7 - Slide

nog meer stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden
zilveren          katoenen
gouden           houten
tinnen              metalen
ijzeren             leren
rieten                               

Slide 8 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord is een ..
A
zinsdeel
B
woordsoort

Slide 9 - Quiz

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 10 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
museum
B
gesprek
C
beroemde
D
jongen

Slide 11 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 12 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
dikke
C
fietste
D
gekke

Slide 13 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
kleine
B
brede
C
fietsten
D
gekke

Slide 14 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 15 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
snelle
B
tante
C
onvergetelijke
D
logeerpartij

Slide 16 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
hoge
B
dikke
C
nieste
D
gekke

Slide 17 - Quiz

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.

Slide 18 - Quiz

afkortingen woordsoorten
Even nog de afkortingen van de woordensoorten op een rijtje (die je al kent):
LW = lidwoord                                  ZN = zelfstandig naamwoord
BN = bijvoeglijk naamwoord     WW = werkwoord

Slide 19 - Slide

Maken in het lesboek
Blz. 132-133
Maak eerst de startopdracht.
Maak daarna opdracht 1-2-3-5-6.
Snel klaar? Maak dan ook opdracht 4.

Slide 20 - Slide

BN = bijvoeglijk naamwoord
LW = lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
VZ = voorzetsel

Slide 21 - Slide

Leren voor de toets
- Je weet (alle) bijvoeglijk naamwoorden in een zin te herkennen.
- Je weet ook stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden in een zin te herkennen. 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide