Nederlands 2V - Naamwoordelijk gezegde

timer
15:00
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
15:00

Slide 1 - Slide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K

Vandaag...
- Stillezen
- Herhaling zinsdelen
- Naamwoordelijk gezegde

Leerdoel:
- Ik kan ond, pv, wg, lv, mv en bwb herkennen in een zin.
- Ik kan ng herkennen in een zin

Huiswerk dinsdag 23 november:
-Maken: uit methode 2h/v: hoofdstuk 2 grammatica naamwoordelijk gezegde

Huiswerk donderdag 25 november
-Leesboek uit

Slide 2 - Slide

Code LessonUp: yluec
- Maak de instaptoets in LessonUp
- Vond je het lastig? Kies online de methode 1h/v en maak 
De Brug grammatica zinsdelen
- Ging de opstaptoets je gemakkelijk af? Maak dan online in de methode 2h/v De Brug grammatica zinsdelen

timer
15:00

Slide 3 - Slide

Ik kan de pv, ow, wg, lv, mv en bwb in een zin vinden.
0100

Slide 4 - Poll

Welk zinsdeel vind jij nog lastig?

Slide 5 - Mind map

Zie je hieronder een handeling (werkwoordelijk gezegde) of een eigenschap (naamwoordelijk gezegde)?
Mijn sokken zijn rood-met-wit.
Je bent gek!
De goudvis zwemt naar boven.
Mario duimt voor zijn dochter.
Deze tas draag ik op mijn rug.
Gisteren was Stewie weer boos.

Slide 6 - Drag question

Het gezegde
Werkwoordelijk gezegde: het onderwerp doet iets:
Mijn broer schildert het huis

Naamwoordelijk gezegde: het onderwerp is, wordt of blijft iets:
Mijn broer is heel sterk
Mijn broer wordt later schilder
Mijn broer blijft eigenwijs

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Bestaat uit:
- werkwoordelijk deel: alle werkwoorden uit de zin. 
Het zelfstandige werkwoord is een koppelwerkwoord
(zijn, worden, blijven, blijken, lijken schijnen)
- naamwoordelijk deel: bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft.

Mijn nichtje blijkt een goede voetbalster te zijn

Slide 8 - Slide

Checkvragen ng
1. Stel vast of het onderwerp iets is of iets doet.
2. Als het onderwerp iets is, stel je de vraag:
Wat+ pv + ow + overige ww? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel
3. Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [nw. deel] + overige werkwoorden

Aan het begin van het schooljaar lijken de leerlingen altijd verlegen.
1. Het onderwerp (de leerlingen) is iets (namelijk: verlegen).
2. (pv=lijken). Wat lijken de leerlingen? Antwoord: verlegen.
3. ng = lijken [verlegen]

Slide 9 - Slide

Voorbeeld

Zij is een heel goede arts . Ze werkt altijd hard!

1. Stel vast of het onderwerp iets is of iets doet
2. Als het onderwerp iets is, stel je de vraag:
Wat+ pv + ow + overige ww? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel
3. Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [nw. deel] + overige werkwoorden


Ng = is [een heel goede arts]
Wg = werkt
 

Slide 10 - Slide

En nu...
- Kies online de methode 2h/v
- Maak van hoofdstuk 2 'grammatica naamwoordelijk gezegde'




Slide 11 - Slide